Vervoeging van klakken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik klak
- jij klakt
- hij/zij/het klakt
- wij klakken
- jullie klakken
- zij klakken
Indicativo presente
- yo restallo
- tú restallas
- él/ella restalla
- nosotros restallamos
- vosotros restalláis
- ellos/ellas restallan
Onvoltooid verleden tijd
- ik klakte
- jij klakte
- hij/zij/het klakte
- wij klakten
- jullie klakten
- zij klakten
Indefinido
- yo restallé
- tú restallaste
- él/ella restalló
- nosotros restallamos
- vosotros restallasteis
- ellos/ellas restallaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geklakt
- jij hebt geklakt
- hij/zij/het heeft geklakt
- wij hebben geklakt
- jullie hebben geklakt
- zij hebben geklakt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he restallado
- tú has restallado
- él/ella ha restallado
- nosotros hemos restallado
- vosotros habéis restallado
- ellos/ellas han restallado
Voltooid verleden tijd
- ik had geklakt
- jij had geklakt
- hij/zij/het had geklakt
- wij hadden geklakt
- jullie hadden geklakt
- zij hadden geklakt
Pluscuamperfecto
- yo había restallado
- tú habías restallado
- él/ella había restallado
- nosotros habíamos restallado
- vosotros habíais restallado
- ellos/ellas habían restallado
Toekomende tijd I
- ik zal klakken
- jij zult klakken
- hij/zij/het zal klakken
- wij zullen klakken
- jullie zullen klakken
- zij zullen klakken
Futuro I
- yo restallaré
- tú restallarás
- él/ella restallará
- nosotros restallaremos
- vosotros restallaréis
- ellos/ellas restallarán
Toekomende tijd II
- ik zal geklakt hebben
- jij zult geklakt hebben
- hij/zij/het zal geklakt hebben
- wij zullen geklakt hebben
- jullie zullen geklakt hebben
- zij zullen geklakt hebben
Futuro perfecto
- yo habré restallado
- tú habrás restallado
- él/ella habrá restallado
- nosotros habremos restallado
- vosotros habréis restallado
- ellos/ellas habrán restallado
Conditionalis I
- ik zou klakken
- jij zou klakken
- hij/zij/het zou klakken
- wij zouden klakken
- jullie zouden klakken
- zij zouden klakken
Condicional
- yo restallaría
- tú restallarías
- él/ella restallaría
- nosotros restallaríamos
- vosotros restallaríais
- ellos/ellas restallarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geklakt
- jij zou hebben geklakt
- hij/zij/het zou hebben geklakt
- wij zouden hebben geklakt
- jullie zouden hebben geklakt
- zij zouden hebben geklakt
Condicional perfecto
- yo habría restallado
- tú habrías restallado
- él/ella habría restallado
- nosotros habríamos restallado
- vosotros habríais restallado
- ellos/ellas habrían restallado
Imperatief
- jij klak
- jullie klakt
Imperativo presente
- tú restalla
- vosotros restallad