Vervoeging van klimmen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik klim
  • jij klimt
  • hij/zij/het klimt
  • wij klimmen
  • jullie klimmen
  • zij klimmen

Indicativo presente

  • yo trepo
  • trepas
  • él/ella trepa
  • nosotros trepamos
  • vosotros trepáis
  • ellos/ellas trepan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik klom
  • jij klom
  • hij/zij/het klom
  • wij klommen
  • jullie klommen
  • zij klommen

Indefinido

  • yo trepé
  • trepaste
  • él/ella trepó
  • nosotros trepamos
  • vosotros trepasteis
  • ellos/ellas treparon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geklommen
  • jij hebt geklommen
  • hij/zij/het heeft geklommen
  • wij hebben geklommen
  • jullie hebben geklommen
  • zij hebben geklommen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he trepado
  • has trepado
  • él/ella ha trepado
  • nosotros hemos trepado
  • vosotros habéis trepado
  • ellos/ellas han trepado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geklommen
  • jij had geklommen
  • hij/zij/het had geklommen
  • wij hadden geklommen
  • jullie hadden geklommen
  • zij hadden geklommen

Pluscuamperfecto

  • yo había trepado
  • habías trepado
  • él/ella había trepado
  • nosotros habíamos trepado
  • vosotros habíais trepado
  • ellos/ellas habían trepado

Toekomende tijd I

  • ik zal klimmen
  • jij zult klimmen
  • hij/zij/het zal klimmen
  • wij zullen klimmen
  • jullie zullen klimmen
  • zij zullen klimmen

Futuro I

  • yo treparé
  • treparás
  • él/ella trepará
  • nosotros treparemos
  • vosotros treparéis
  • ellos/ellas treparán

Toekomende tijd II

  • ik zal geklommen hebben
  • jij zult geklommen hebben
  • hij/zij/het zal geklommen hebben
  • wij zullen geklommen hebben
  • jullie zullen geklommen hebben
  • zij zullen geklommen hebben

Futuro perfecto

  • yo habré trepado
  • habrás trepado
  • él/ella habrá trepado
  • nosotros habremos trepado
  • vosotros habréis trepado
  • ellos/ellas habrán trepado

Conditionalis I

  • ik zou klimmen
  • jij zou klimmen
  • hij/zij/het zou klimmen
  • wij zouden klimmen
  • jullie zouden klimmen
  • zij zouden klimmen

Condicional

  • yo treparía
  • treparías
  • él/ella treparía
  • nosotros treparíamos
  • vosotros treparíais
  • ellos/ellas treparían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geklommen
  • jij zou hebben geklommen
  • hij/zij/het zou hebben geklommen
  • wij zouden hebben geklommen
  • jullie zouden hebben geklommen
  • zij zouden hebben geklommen

Condicional perfecto

  • yo habría trepado
  • habrías trepado
  • él/ella habría trepado
  • nosotros habríamos trepado
  • vosotros habríais trepado
  • ellos/ellas habrían trepado

Imperatief

  • jij klim
  • jullie klimt

Imperativo presente

  • trepa
  • vosotros trepad

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van klimmen