Vervoeging van kneden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kneed
- jij kneedt
- hij/zij/het kneedt
- wij kneden
- jullie kneden
- zij kneden
Indicativo presente
- yo amaso
- tú amasas
- él/ella amasa
- nosotros amasamos
- vosotros amasáis
- ellos/ellas amasan
Onvoltooid verleden tijd
- ik kneedde
- jij kneedde
- hij/zij/het kneedde
- wij kneedden
- jullie kneedden
- zij kneedden
Indefinido
- yo amasé
- tú amasaste
- él/ella amasó
- nosotros amasamos
- vosotros amasasteis
- ellos/ellas amasaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekneed
- jij hebt gekneed
- hij/zij/het heeft gekneed
- wij hebben gekneed
- jullie hebben gekneed
- zij hebben gekneed
Pretérito perfecto compuesto
- yo he amasado
- tú has amasado
- él/ella ha amasado
- nosotros hemos amasado
- vosotros habéis amasado
- ellos/ellas han amasado
Voltooid verleden tijd
- ik had gekneed
- jij had gekneed
- hij/zij/het had gekneed
- wij hadden gekneed
- jullie hadden gekneed
- zij hadden gekneed
Pluscuamperfecto
- yo había amasado
- tú habías amasado
- él/ella había amasado
- nosotros habíamos amasado
- vosotros habíais amasado
- ellos/ellas habían amasado
Toekomende tijd I
- ik zal kneden
- jij zult kneden
- hij/zij/het zal kneden
- wij zullen kneden
- jullie zullen kneden
- zij zullen kneden
Futuro I
- yo amasaré
- tú amasarás
- él/ella amasará
- nosotros amasaremos
- vosotros amasaréis
- ellos/ellas amasarán
Toekomende tijd II
- ik zal gekneed hebben
- jij zult gekneed hebben
- hij/zij/het zal gekneed hebben
- wij zullen gekneed hebben
- jullie zullen gekneed hebben
- zij zullen gekneed hebben
Futuro perfecto
- yo habré amasado
- tú habrás amasado
- él/ella habrá amasado
- nosotros habremos amasado
- vosotros habréis amasado
- ellos/ellas habrán amasado
Conditionalis I
- ik zou kneden
- jij zou kneden
- hij/zij/het zou kneden
- wij zouden kneden
- jullie zouden kneden
- zij zouden kneden
Condicional
- yo amasaría
- tú amasarías
- él/ella amasaría
- nosotros amasaríamos
- vosotros amasaríais
- ellos/ellas amasarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gekneed
- jij zou hebben gekneed
- hij/zij/het zou hebben gekneed
- wij zouden hebben gekneed
- jullie zouden hebben gekneed
- zij zouden hebben gekneed
Condicional perfecto
- yo habría amasado
- tú habrías amasado
- él/ella habría amasado
- nosotros habríamos amasado
- vosotros habríais amasado
- ellos/ellas habrían amasado
Imperatief
- jij kneed
- jullie kneedt
Imperativo presente
- tú amasa
- vosotros amasad