Vervoeging van kwalificeren
Onbepaalde wijs (infinitief): kwalificeren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kwalificeer
- jij kwalificeert
- hij/zij/het kwalificeert
- wij kwalificeren
- jullie kwalificeren
- zij kwalificeren
Indicativo presente
- yo califico
- tú calificas
- él/ella califica
- nosotros calificamos
- vosotros calificáis
- ellos/ellas califican
Onvoltooid verleden tijd
- ik kwalificeerde
- jij kwalificeerde
- hij/zij/het kwalificeerde
- wij kwalificeerden
- jullie kwalificeerden
- zij kwalificeerden
Indefinido
- yo califiqué
- tú calificaste
- él/ella calificó
- nosotros calificamos
- vosotros calificasteis
- ellos/ellas calificaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekwalificeerd
- jij hebt gekwalificeerd
- hij/zij/het heeft gekwalificeerd
- wij hebben gekwalificeerd
- jullie hebben gekwalificeerd
- zij hebben gekwalificeerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he calificado
- tú has calificado
- él/ella ha calificado
- nosotros hemos calificado
- vosotros habéis calificado
- ellos/ellas han calificado
Voltooid verleden tijd
- ik had gekwalificeerd
- jij had gekwalificeerd
- hij/zij/het had gekwalificeerd
- wij hadden gekwalificeerd
- jullie hadden gekwalificeerd
- zij hadden gekwalificeerd
Pluscuamperfecto
- yo había calificado
- tú habías calificado
- él/ella había calificado
- nosotros habíamos calificado
- vosotros habíais calificado
- ellos/ellas habían calificado
Toekomende tijd I
- ik zal kwalificeren
- jij zult kwalificeren
- hij/zij/het zal kwalificeren
- wij zullen kwalificeren
- jullie zullen kwalificeren
- zij zullen kwalificeren
Futuro I
- yo calificaré
- tú calificarás
- él/ella calificará
- nosotros calificaremos
- vosotros calificaréis
- ellos/ellas calificarán
Toekomende tijd II
- ik zal gekwalificeerd hebben
- jij zult gekwalificeerd hebben
- hij/zij/het zal gekwalificeerd hebben
- wij zullen gekwalificeerd hebben
- jullie zullen gekwalificeerd hebben
- zij zullen gekwalificeerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré calificado
- tú habrás calificado
- él/ella habrá calificado
- nosotros habremos calificado
- vosotros habréis calificado
- ellos/ellas habrán calificado
Conditionalis I
- ik zou kwalificeren
- jij zou kwalificeren
- hij/zij/het zou kwalificeren
- wij zouden kwalificeren
- jullie zouden kwalificeren
- zij zouden kwalificeren
Condicional
- yo calificaría
- tú calificarías
- él/ella calificaría
- nosotros calificaríamos
- vosotros calificaríais
- ellos/ellas calificarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gekwalificeerd
- jij zou hebben gekwalificeerd
- hij/zij/het zou hebben gekwalificeerd
- wij zouden hebben gekwalificeerd
- jullie zouden hebben gekwalificeerd
- zij zouden hebben gekwalificeerd
Condicional perfecto
- yo habría calificado
- tú habrías calificado
- él/ella habría calificado
- nosotros habríamos calificado
- vosotros habríais calificado
- ellos/ellas habrían calificado
Imperatief
- jij kwalificeer
- jullie kwalificeert
Imperativo presente
- tú califica
- vosotros calificad