Vervoeging van logen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik loog
- jij loogt
- hij/zij/het loogt
- wij logen
- jullie logen
- zij logen
Indicativo presente
- yo lavo
- tú lavas
- él/ella lava
- nosotros lavamos
- vosotros laváis
- ellos/ellas lavan
Onvoltooid verleden tijd
- ik loogde
- jij loogde
- hij/zij/het loogde
- wij loogden
- jullie loogden
- zij loogden
Indefinido
- yo lavé
- tú lavaste
- él/ella lavó
- nosotros lavamos
- vosotros lavasteis
- ellos/ellas lavaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geloogd
- jij hebt geloogd
- hij/zij/het heeft geloogd
- wij hebben geloogd
- jullie hebben geloogd
- zij hebben geloogd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he lavado
- tú has lavado
- él/ella ha lavado
- nosotros hemos lavado
- vosotros habéis lavado
- ellos/ellas han lavado
Voltooid verleden tijd
- ik had geloogd
- jij had geloogd
- hij/zij/het had geloogd
- wij hadden geloogd
- jullie hadden geloogd
- zij hadden geloogd
Pluscuamperfecto
- yo había lavado
- tú habías lavado
- él/ella había lavado
- nosotros habíamos lavado
- vosotros habíais lavado
- ellos/ellas habían lavado
Toekomende tijd I
- ik zal logen
- jij zult logen
- hij/zij/het zal logen
- wij zullen logen
- jullie zullen logen
- zij zullen logen
Futuro I
- yo lavaré
- tú lavarás
- él/ella lavará
- nosotros lavaremos
- vosotros lavaréis
- ellos/ellas lavarán
Toekomende tijd II
- ik zal geloogd hebben
- jij zult geloogd hebben
- hij/zij/het zal geloogd hebben
- wij zullen geloogd hebben
- jullie zullen geloogd hebben
- zij zullen geloogd hebben
Futuro perfecto
- yo habré lavado
- tú habrás lavado
- él/ella habrá lavado
- nosotros habremos lavado
- vosotros habréis lavado
- ellos/ellas habrán lavado
Conditionalis I
- ik zou logen
- jij zou logen
- hij/zij/het zou logen
- wij zouden logen
- jullie zouden logen
- zij zouden logen
Condicional
- yo lavaría
- tú lavarías
- él/ella lavaría
- nosotros lavaríamos
- vosotros lavaríais
- ellos/ellas lavarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geloogd
- jij zou hebben geloogd
- hij/zij/het zou hebben geloogd
- wij zouden hebben geloogd
- jullie zouden hebben geloogd
- zij zouden hebben geloogd
Condicional perfecto
- yo habría lavado
- tú habrías lavado
- él/ella habría lavado
- nosotros habríamos lavado
- vosotros habríais lavado
- ellos/ellas habrían lavado
Imperatief
- jij loog
- jullie loogt
Imperativo presente
- tú lava
- vosotros lavad