Vervoeging van losspringen
Onbepaalde wijs (infinitief): losspringen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik spring los
- jij springt los
- hij/zij/het springt los
- wij springen los
- jullie springen los
- zij springen los
Onvoltooid verleden tijd
- ik sprong los
- jij sprong los
- hij/zij/het sprong los
- wij sprongen los
- jullie sprongen los
- zij sprongen los
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben losgesprongen
- jij bent losgesprongen
- hij/zij/het is losgesprongen
- wij zijn losgesprongen
- jullie zijn losgesprongen
- zij zijn losgesprongen
Voltooid verleden tijd
- ik was losgesprongen
- jij was losgesprongen
- hij/zij/het was losgesprongen
- wij waren losgesprongen
- jullie waren losgesprongen
- zij waren losgesprongen
Toekomende tijd I
- ik zal losspringen
- jij zult losspringen
- hij/zij/het zal losspringen
- wij zullen losspringen
- jullie zullen losspringen
- zij zullen losspringen
Toekomende tijd II
- ik zal losgesprongen zijn
- jij zult losgesprongen zijn
- hij/zij/het zal losgesprongen zijn
- wij zullen losgesprongen zijn
- jullie zullen losgesprongen zijn
- zij zullen losgesprongen zijn
Conditionalis I
- ik zou losspringen
- jij zou losspringen
- hij/zij/het zou losspringen
- wij zouden losspringen
- jullie zouden losspringen
- zij zouden losspringen
Conditionalis II
- ik zou zijn losgesprongen
- jij zou zijn losgesprongen
- hij/zij/het zou zijn losgesprongen
- wij zouden zijn losgesprongen
- jullie zouden zijn losgesprongen
- zij zouden zijn losgesprongen
Imperatief
- jij spring los
- jullie springt los