Vervoeging van manken
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik mank
- jij mankt
- hij/zij/het mankt
- wij manken
- jullie manken
- zij manken
Onvoltooid verleden tijd
- ik mankte
- jij mankte
- hij/zij/het mankte
- wij mankten
- jullie mankten
- zij mankten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemankt
- jij hebt gemankt
- hij/zij/het heeft gemankt
- wij hebben gemankt
- jullie hebben gemankt
- zij hebben gemankt
Voltooid verleden tijd
- ik had gemankt
- jij had gemankt
- hij/zij/het had gemankt
- wij hadden gemankt
- jullie hadden gemankt
- zij hadden gemankt
Toekomende tijd I
- ik zal manken
- jij zult manken
- hij/zij/het zal manken
- wij zullen manken
- jullie zullen manken
- zij zullen manken
Toekomende tijd II
- ik zal gemankt hebben
- jij zult gemankt hebben
- hij/zij/het zal gemankt hebben
- wij zullen gemankt hebben
- jullie zullen gemankt hebben
- zij zullen gemankt hebben
Conditionalis I
- ik zou manken
- jij zou manken
- hij/zij/het zou manken
- wij zouden manken
- jullie zouden manken
- zij zouden manken
Conditionalis II
- ik zou hebben gemankt
- jij zou hebben gemankt
- hij/zij/het zou hebben gemankt
- wij zouden hebben gemankt
- jullie zouden hebben gemankt
- zij zouden hebben gemankt
Imperatief
- jij mank
- jullie mankt