Vervoeging van mistellen
Onbepaalde wijs (infinitief): mistellen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik mistel
- jij mistelt
- hij/zij/het mistelt
- wij mistellen
- jullie mistellen
- zij mistellen
Onvoltooid verleden tijd
- ik mistelde
- jij mistelde
- hij/zij/het mistelde
- wij mistelden
- jullie mistelden
- zij mistelden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb misteld
- jij hebt misteld
- hij/zij/het heeft misteld
- wij hebben misteld
- jullie hebben misteld
- zij hebben misteld
Voltooid verleden tijd
- ik had misteld
- jij had misteld
- hij/zij/het had misteld
- wij hadden misteld
- jullie hadden misteld
- zij hadden misteld
Toekomende tijd I
- ik zal mistellen
- jij zult mistellen
- hij/zij/het zal mistellen
- wij zullen mistellen
- jullie zullen mistellen
- zij zullen mistellen
Toekomende tijd II
- ik zal misteld hebben
- jij zult misteld hebben
- hij/zij/het zal misteld hebben
- wij zullen misteld hebben
- jullie zullen misteld hebben
- zij zullen misteld hebben
Conditionalis I
- ik zou mistellen
- jij zou mistellen
- hij/zij/het zou mistellen
- wij zouden mistellen
- jullie zouden mistellen
- zij zouden mistellen
Conditionalis II
- ik zou hebben misteld
- jij zou hebben misteld
- hij/zij/het zou hebben misteld
- wij zouden hebben misteld
- jullie zouden hebben misteld
- zij zouden hebben misteld
Imperatief
- jij mistel
- jullie mistelt