Vervoeging van modelleren
Onbepaalde wijs (infinitief): modelleren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik modelleer
- jij modelleert
- hij/zij/het modelleert
- wij modelleren
- jullie modelleren
- zij modelleren
Indicativo presente
- yo modelo
- tú modelas
- él/ella modela
- nosotros modelamos
- vosotros modeláis
- ellos/ellas modelan
Onvoltooid verleden tijd
- ik modelleerde
- jij modelleerde
- hij/zij/het modelleerde
- wij modelleerden
- jullie modelleerden
- zij modelleerden
Indefinido
- yo modelé
- tú modelaste
- él/ella modeló
- nosotros modelamos
- vosotros modelasteis
- ellos/ellas modelaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemodelleerd
- jij hebt gemodelleerd
- hij/zij/het heeft gemodelleerd
- wij hebben gemodelleerd
- jullie hebben gemodelleerd
- zij hebben gemodelleerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he modelado
- tú has modelado
- él/ella ha modelado
- nosotros hemos modelado
- vosotros habéis modelado
- ellos/ellas han modelado
Voltooid verleden tijd
- ik had gemodelleerd
- jij had gemodelleerd
- hij/zij/het had gemodelleerd
- wij hadden gemodelleerd
- jullie hadden gemodelleerd
- zij hadden gemodelleerd
Pluscuamperfecto
- yo había modelado
- tú habías modelado
- él/ella había modelado
- nosotros habíamos modelado
- vosotros habíais modelado
- ellos/ellas habían modelado
Toekomende tijd I
- ik zal modelleren
- jij zult modelleren
- hij/zij/het zal modelleren
- wij zullen modelleren
- jullie zullen modelleren
- zij zullen modelleren
Futuro I
- yo modelaré
- tú modelarás
- él/ella modelará
- nosotros modelaremos
- vosotros modelaréis
- ellos/ellas modelarán
Toekomende tijd II
- ik zal gemodelleerd hebben
- jij zult gemodelleerd hebben
- hij/zij/het zal gemodelleerd hebben
- wij zullen gemodelleerd hebben
- jullie zullen gemodelleerd hebben
- zij zullen gemodelleerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré modelado
- tú habrás modelado
- él/ella habrá modelado
- nosotros habremos modelado
- vosotros habréis modelado
- ellos/ellas habrán modelado
Conditionalis I
- ik zou modelleren
- jij zou modelleren
- hij/zij/het zou modelleren
- wij zouden modelleren
- jullie zouden modelleren
- zij zouden modelleren
Condicional
- yo modelaría
- tú modelarías
- él/ella modelaría
- nosotros modelaríamos
- vosotros modelaríais
- ellos/ellas modelarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gemodelleerd
- jij zou hebben gemodelleerd
- hij/zij/het zou hebben gemodelleerd
- wij zouden hebben gemodelleerd
- jullie zouden hebben gemodelleerd
- zij zouden hebben gemodelleerd
Condicional perfecto
- yo habría modelado
- tú habrías modelado
- él/ella habría modelado
- nosotros habríamos modelado
- vosotros habríais modelado
- ellos/ellas habrían modelado
Imperatief
- jij modelleer
- jullie modelleert
Imperativo presente
- tú modela
- vosotros modelad