Vervoeging van najagen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik jaag na
  • jij jaagt na
  • hij/zij/het jaagt na
  • wij jagen na
  • jullie jagen na
  • zij jagen na

Indicativo presente

  • yo aspiro
  • aspiras
  • él/ella aspira
  • nosotros aspiramos
  • vosotros aspiráis
  • ellos/ellas aspiran

Onvoltooid verleden tijd

  • ik joeg na
  • jij joeg na
  • hij/zij/het joeg na
  • wij joegen na
  • jullie joegen na
  • zij joegen na

Indefinido

  • yo aspiré
  • aspiraste
  • él/ella aspiró
  • nosotros aspiramos
  • vosotros aspirasteis
  • ellos/ellas aspiraron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb nagejaagd
  • jij hebt nagejaagd
  • hij/zij/het heeft nagejaagd
  • wij hebben nagejaagd
  • jullie hebben nagejaagd
  • zij hebben nagejaagd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he aspirado
  • has aspirado
  • él/ella ha aspirado
  • nosotros hemos aspirado
  • vosotros habéis aspirado
  • ellos/ellas han aspirado

Voltooid verleden tijd

  • ik had nagejaagd
  • jij had nagejaagd
  • hij/zij/het had nagejaagd
  • wij hadden nagejaagd
  • jullie hadden nagejaagd
  • zij hadden nagejaagd

Pluscuamperfecto

  • yo había aspirado
  • habías aspirado
  • él/ella había aspirado
  • nosotros habíamos aspirado
  • vosotros habíais aspirado
  • ellos/ellas habían aspirado

Toekomende tijd I

  • ik zal najagen
  • jij zult najagen
  • hij/zij/het zal najagen
  • wij zullen najagen
  • jullie zullen najagen
  • zij zullen najagen

Futuro I

  • yo aspiraré
  • aspirarás
  • él/ella aspirará
  • nosotros aspiraremos
  • vosotros aspiraréis
  • ellos/ellas aspirarán

Toekomende tijd II

  • ik zal nagejaagd hebben
  • jij zult nagejaagd hebben
  • hij/zij/het zal nagejaagd hebben
  • wij zullen nagejaagd hebben
  • jullie zullen nagejaagd hebben
  • zij zullen nagejaagd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré aspirado
  • habrás aspirado
  • él/ella habrá aspirado
  • nosotros habremos aspirado
  • vosotros habréis aspirado
  • ellos/ellas habrán aspirado

Conditionalis I

  • ik zou najagen
  • jij zou najagen
  • hij/zij/het zou najagen
  • wij zouden najagen
  • jullie zouden najagen
  • zij zouden najagen

Condicional

  • yo aspiraría
  • aspirarías
  • él/ella aspiraría
  • nosotros aspiraríamos
  • vosotros aspiraríais
  • ellos/ellas aspirarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben nagejaagd
  • jij zou hebben nagejaagd
  • hij/zij/het zou hebben nagejaagd
  • wij zouden hebben nagejaagd
  • jullie zouden hebben nagejaagd
  • zij zouden hebben nagejaagd

Condicional perfecto

  • yo habría aspirado
  • habrías aspirado
  • él/ella habría aspirado
  • nosotros habríamos aspirado
  • vosotros habríais aspirado
  • ellos/ellas habrían aspirado

Imperatief

  • jij jaag na
  • jullie jaagt na

Imperativo presente

  • aspira
  • vosotros aspirad

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van najagen