Vervoeging van nederdalen

Onbepaalde wijs (infinitief): nederdalen

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik daal neder
    • jij daalt neder
    • hij/zij/het daalt neder
    • wij dalen neder
    • jullie dalen neder
    • zij dalen neder
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik daalde neder
    • jij daalde neder
    • hij/zij/het daalde neder
    • wij daalden neder
    • jullie daalden neder
    • zij daalden neder
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb nedergedaald
    • jij hebt nedergedaald
    • hij/zij/het heeft nedergedaald
    • wij hebben nedergedaald
    • jullie hebben nedergedaald
    • zij hebben nedergedaald
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had nedergedaald
    • jij had nedergedaald
    • hij/zij/het had nedergedaald
    • wij hadden nedergedaald
    • jullie hadden nedergedaald
    • zij hadden nedergedaald
  • Toekomende tijd I

    • ik zal nederdalen
    • jij zult nederdalen
    • hij/zij/het zal nederdalen
    • wij zullen nederdalen
    • jullie zullen nederdalen
    • zij zullen nederdalen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal nedergedaald hebben
    • jij zult nedergedaald hebben
    • hij/zij/het zal nedergedaald hebben
    • wij zullen nedergedaald hebben
    • jullie zullen nedergedaald hebben
    • zij zullen nedergedaald hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou nederdalen
    • jij zou nederdalen
    • hij/zij/het zou nederdalen
    • wij zouden nederdalen
    • jullie zouden nederdalen
    • zij zouden nederdalen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben nedergedaald
    • jij zou hebben nedergedaald
    • hij/zij/het zou hebben nedergedaald
    • wij zouden hebben nedergedaald
    • jullie zouden hebben nedergedaald
    • zij zouden hebben nedergedaald
  • Imperatief

    • jij daal neder
    • jullie daalt neder

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van nederdalen