Vervoeging van ombrengen
Onbepaalde wijs (infinitief): ombrengen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik breng om
- jij brengt om
- hij/zij/het brengt om
- wij brengen om
- jullie brengen om
- zij brengen om
Indicativo presente
- yo mato
- tú matas
- él/ella mata
- nosotros matamos
- vosotros matáis
- ellos/ellas matan
Onvoltooid verleden tijd
- ik bracht om
- jij bracht om
- hij/zij/het bracht om
- wij brachten om
- jullie brachten om
- zij brachten om
Indefinido
- yo maté
- tú mataste
- él/ella mató
- nosotros matamos
- vosotros matasteis
- ellos/ellas mataron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omgebracht
- jij hebt omgebracht
- hij/zij/het heeft omgebracht
- wij hebben omgebracht
- jullie hebben omgebracht
- zij hebben omgebracht
Pretérito perfecto compuesto
- yo he matado
- tú has matado
- él/ella ha matado
- nosotros hemos matado
- vosotros habéis matado
- ellos/ellas han matado
Voltooid verleden tijd
- ik had omgebracht
- jij had omgebracht
- hij/zij/het had omgebracht
- wij hadden omgebracht
- jullie hadden omgebracht
- zij hadden omgebracht
Pluscuamperfecto
- yo había matado
- tú habías matado
- él/ella había matado
- nosotros habíamos matado
- vosotros habíais matado
- ellos/ellas habían matado
Toekomende tijd I
- ik zal ombrengen
- jij zult ombrengen
- hij/zij/het zal ombrengen
- wij zullen ombrengen
- jullie zullen ombrengen
- zij zullen ombrengen
Futuro I
- yo mataré
- tú matarás
- él/ella matará
- nosotros mataremos
- vosotros mataréis
- ellos/ellas matarán
Toekomende tijd II
- ik zal omgebracht hebben
- jij zult omgebracht hebben
- hij/zij/het zal omgebracht hebben
- wij zullen omgebracht hebben
- jullie zullen omgebracht hebben
- zij zullen omgebracht hebben
Futuro perfecto
- yo habré matado
- tú habrás matado
- él/ella habrá matado
- nosotros habremos matado
- vosotros habréis matado
- ellos/ellas habrán matado
Conditionalis I
- ik zou ombrengen
- jij zou ombrengen
- hij/zij/het zou ombrengen
- wij zouden ombrengen
- jullie zouden ombrengen
- zij zouden ombrengen
Condicional
- yo mataría
- tú matarías
- él/ella mataría
- nosotros mataríamos
- vosotros mataríais
- ellos/ellas matarían
Conditionalis II
- ik zou hebben omgebracht
- jij zou hebben omgebracht
- hij/zij/het zou hebben omgebracht
- wij zouden hebben omgebracht
- jullie zouden hebben omgebracht
- zij zouden hebben omgebracht
Condicional perfecto
- yo habría matado
- tú habrías matado
- él/ella habría matado
- nosotros habríamos matado
- vosotros habríais matado
- ellos/ellas habrían matado
Imperatief
- jij breng om
- jullie brengt om
Imperativo presente
- tú mata
- vosotros matad