Vervoeging van omkappen
Onbepaalde wijs (infinitief): omkappen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kap om
- jij kapt om
- hij/zij/het kapt om
- wij kappen om
- jullie kappen om
- zij kappen om
Onvoltooid verleden tijd
- ik kapte om
- jij kapte om
- hij/zij/het kapte om
- wij kapten om
- jullie kapten om
- zij kapten om
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omgekapt
- jij hebt omgekapt
- hij/zij/het heeft omgekapt
- wij hebben omgekapt
- jullie hebben omgekapt
- zij hebben omgekapt
Voltooid verleden tijd
- ik had omgekapt
- jij had omgekapt
- hij/zij/het had omgekapt
- wij hadden omgekapt
- jullie hadden omgekapt
- zij hadden omgekapt
Toekomende tijd I
- ik zal omkappen
- jij zult omkappen
- hij/zij/het zal omkappen
- wij zullen omkappen
- jullie zullen omkappen
- zij zullen omkappen
Toekomende tijd II
- ik zal omgekapt hebben
- jij zult omgekapt hebben
- hij/zij/het zal omgekapt hebben
- wij zullen omgekapt hebben
- jullie zullen omgekapt hebben
- zij zullen omgekapt hebben
Conditionalis I
- ik zou omkappen
- jij zou omkappen
- hij/zij/het zou omkappen
- wij zouden omkappen
- jullie zouden omkappen
- zij zouden omkappen
Conditionalis II
- ik zou hebben omgekapt
- jij zou hebben omgekapt
- hij/zij/het zou hebben omgekapt
- wij zouden hebben omgekapt
- jullie zouden hebben omgekapt
- zij zouden hebben omgekapt
Imperatief
- jij kap om
- jullie kapt om