Vervoeging van onderschikken
Onbepaalde wijs (infinitief): onderschikken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik onderschik
- jij onderschikt
- hij/zij/het onderschikt
- wij onderschikken
- jullie onderschikken
- zij onderschikken
Indicativo presente
- yo subordino
- tú subordinas
- él/ella subordina
- nosotros subordinamos
- vosotros subordináis
- ellos/ellas subordinan
Onvoltooid verleden tijd
- ik onderschikte
- jij onderschikte
- hij/zij/het onderschikte
- wij onderschikten
- jullie onderschikten
- zij onderschikten
Indefinido
- yo subordiné
- tú subordinaste
- él/ella subordinó
- nosotros subordinamos
- vosotros subordinasteis
- ellos/ellas subordinaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb onderschikt
- jij hebt onderschikt
- hij/zij/het heeft onderschikt
- wij hebben onderschikt
- jullie hebben onderschikt
- zij hebben onderschikt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he subordinado
- tú has subordinado
- él/ella ha subordinado
- nosotros hemos subordinado
- vosotros habéis subordinado
- ellos/ellas han subordinado
Voltooid verleden tijd
- ik had onderschikt
- jij had onderschikt
- hij/zij/het had onderschikt
- wij hadden onderschikt
- jullie hadden onderschikt
- zij hadden onderschikt
Pluscuamperfecto
- yo había subordinado
- tú habías subordinado
- él/ella había subordinado
- nosotros habíamos subordinado
- vosotros habíais subordinado
- ellos/ellas habían subordinado
Toekomende tijd I
- ik zal onderschikken
- jij zult onderschikken
- hij/zij/het zal onderschikken
- wij zullen onderschikken
- jullie zullen onderschikken
- zij zullen onderschikken
Futuro I
- yo subordinaré
- tú subordinarás
- él/ella subordinará
- nosotros subordinaremos
- vosotros subordinaréis
- ellos/ellas subordinarán
Toekomende tijd II
- ik zal onderschikt hebben
- jij zult onderschikt hebben
- hij/zij/het zal onderschikt hebben
- wij zullen onderschikt hebben
- jullie zullen onderschikt hebben
- zij zullen onderschikt hebben
Futuro perfecto
- yo habré subordinado
- tú habrás subordinado
- él/ella habrá subordinado
- nosotros habremos subordinado
- vosotros habréis subordinado
- ellos/ellas habrán subordinado
Conditionalis I
- ik zou onderschikken
- jij zou onderschikken
- hij/zij/het zou onderschikken
- wij zouden onderschikken
- jullie zouden onderschikken
- zij zouden onderschikken
Condicional
- yo subordinaría
- tú subordinarías
- él/ella subordinaría
- nosotros subordinaríamos
- vosotros subordinaríais
- ellos/ellas subordinarían
Conditionalis II
- ik zou hebben onderschikt
- jij zou hebben onderschikt
- hij/zij/het zou hebben onderschikt
- wij zouden hebben onderschikt
- jullie zouden hebben onderschikt
- zij zouden hebben onderschikt
Condicional perfecto
- yo habría subordinado
- tú habrías subordinado
- él/ella habría subordinado
- nosotros habríamos subordinado
- vosotros habríais subordinado
- ellos/ellas habrían subordinado
Imperatief
- jij onderschik
- jullie onderschikt
Imperativo presente
- tú subordina
- vosotros subordinad