Vervoeging van ontlenen
Onbepaalde wijs (infinitief): ontlenen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontleen
- jij ontleent
- hij/zij/het ontleent
- wij ontlenen
- jullie ontlenen
- zij ontlenen
Indicativo presente
- yo saco
- tú sacas
- él/ella saca
- nosotros sacamos
- vosotros sacáis
- ellos/ellas sacan
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontleende
- jij ontleende
- hij/zij/het ontleende
- wij ontleenden
- jullie ontleenden
- zij ontleenden
Indefinido
- yo saqué
- tú sacaste
- él/ella sacó
- nosotros sacamos
- vosotros sacasteis
- ellos/ellas sacaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontleend
- jij hebt ontleend
- hij/zij/het heeft ontleend
- wij hebben ontleend
- jullie hebben ontleend
- zij hebben ontleend
Pretérito perfecto compuesto
- yo he sacado
- tú has sacado
- él/ella ha sacado
- nosotros hemos sacado
- vosotros habéis sacado
- ellos/ellas han sacado
Voltooid verleden tijd
- ik had ontleend
- jij had ontleend
- hij/zij/het had ontleend
- wij hadden ontleend
- jullie hadden ontleend
- zij hadden ontleend
Pluscuamperfecto
- yo había sacado
- tú habías sacado
- él/ella había sacado
- nosotros habíamos sacado
- vosotros habíais sacado
- ellos/ellas habían sacado
Toekomende tijd I
- ik zal ontlenen
- jij zult ontlenen
- hij/zij/het zal ontlenen
- wij zullen ontlenen
- jullie zullen ontlenen
- zij zullen ontlenen
Futuro I
- yo sacaré
- tú sacarás
- él/ella sacará
- nosotros sacaremos
- vosotros sacaréis
- ellos/ellas sacarán
Toekomende tijd II
- ik zal ontleend hebben
- jij zult ontleend hebben
- hij/zij/het zal ontleend hebben
- wij zullen ontleend hebben
- jullie zullen ontleend hebben
- zij zullen ontleend hebben
Futuro perfecto
- yo habré sacado
- tú habrás sacado
- él/ella habrá sacado
- nosotros habremos sacado
- vosotros habréis sacado
- ellos/ellas habrán sacado
Conditionalis I
- ik zou ontlenen
- jij zou ontlenen
- hij/zij/het zou ontlenen
- wij zouden ontlenen
- jullie zouden ontlenen
- zij zouden ontlenen
Condicional
- yo sacaría
- tú sacarías
- él/ella sacaría
- nosotros sacaríamos
- vosotros sacaríais
- ellos/ellas sacarían
Conditionalis II
- ik zou hebben ontleend
- jij zou hebben ontleend
- hij/zij/het zou hebben ontleend
- wij zouden hebben ontleend
- jullie zouden hebben ontleend
- zij zouden hebben ontleend
Condicional perfecto
- yo habría sacado
- tú habrías sacado
- él/ella habría sacado
- nosotros habríamos sacado
- vosotros habríais sacado
- ellos/ellas habrían sacado
Imperatief
- jij ontleen
- jullie ontleent
Imperativo presente
- tú saca
- vosotros sacad