Vervoeging van ontslaan

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontsla
  • jij ontslaat
  • hij/zij/het ontslaat
  • wij ontslaan
  • jullie ontslaan
  • zij ontslaan

Indicativo presente

  • yo destituyo
  • destituyes
  • él/ella destituye
  • nosotros destituimos
  • vosotros destituís
  • ellos/ellas destituyen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontsloeg
  • jij ontsloeg
  • hij/zij/het ontsloeg
  • wij ontsloegen
  • jullie ontsloegen
  • zij ontsloegen

Indefinido

  • yo destituí
  • destituiste
  • él/ella destituyó
  • nosotros destituimos
  • vosotros destituisteis
  • ellos/ellas destituyeron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontslagen
  • jij hebt ontslagen
  • hij/zij/het heeft ontslagen
  • wij hebben ontslagen
  • jullie hebben ontslagen
  • zij hebben ontslagen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he destituido
  • has destituido
  • él/ella ha destituido
  • nosotros hemos destituido
  • vosotros habéis destituido
  • ellos/ellas han destituido

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontslagen
  • jij had ontslagen
  • hij/zij/het had ontslagen
  • wij hadden ontslagen
  • jullie hadden ontslagen
  • zij hadden ontslagen

Pluscuamperfecto

  • yo había destituido
  • habías destituido
  • él/ella había destituido
  • nosotros habíamos destituido
  • vosotros habíais destituido
  • ellos/ellas habían destituido

Toekomende tijd I

  • ik zal ontslaan
  • jij zult ontslaan
  • hij/zij/het zal ontslaan
  • wij zullen ontslaan
  • jullie zullen ontslaan
  • zij zullen ontslaan

Futuro I

  • yo destituiré
  • destituirás
  • él/ella destituirá
  • nosotros destituiremos
  • vosotros destituiréis
  • ellos/ellas destituirán

Toekomende tijd II

  • ik zal ontslagen hebben
  • jij zult ontslagen hebben
  • hij/zij/het zal ontslagen hebben
  • wij zullen ontslagen hebben
  • jullie zullen ontslagen hebben
  • zij zullen ontslagen hebben

Futuro perfecto

  • yo habré destituido
  • habrás destituido
  • él/ella habrá destituido
  • nosotros habremos destituido
  • vosotros habréis destituido
  • ellos/ellas habrán destituido

Conditionalis I

  • ik zou ontslaan
  • jij zou ontslaan
  • hij/zij/het zou ontslaan
  • wij zouden ontslaan
  • jullie zouden ontslaan
  • zij zouden ontslaan

Condicional

  • yo destituiría
  • destituirías
  • él/ella destituiría
  • nosotros destituiríamos
  • vosotros destituiríais
  • ellos/ellas destituirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontslagen
  • jij zou hebben ontslagen
  • hij/zij/het zou hebben ontslagen
  • wij zouden hebben ontslagen
  • jullie zouden hebben ontslagen
  • zij zouden hebben ontslagen

Condicional perfecto

  • yo habría destituido
  • habrías destituido
  • él/ella habría destituido
  • nosotros habríamos destituido
  • vosotros habríais destituido
  • ellos/ellas habrían destituido

Imperatief

  • jij ontsla
  • jullie ontslaat

Imperativo presente

  • destituye
  • vosotros destituid

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ontslaan