Vervoeging van ontsporen

Vertaling: descarrilar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontspoor
  • jij ontspoort
  • hij/zij/het ontspoort
  • wij ontsporen
  • jullie ontsporen
  • zij ontsporen

Indicativo presente

  • yo descarrilo
  • descarrilas
  • él/ella descarrila
  • nosotros descarrilamos
  • vosotros descarriláis
  • ellos/ellas descarrilan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontspoorde
  • jij ontspoorde
  • hij/zij/het ontspoorde
  • wij ontspoorden
  • jullie ontspoorden
  • zij ontspoorden

Indefinido

  • yo descarrilé
  • descarrilaste
  • él/ella descarriló
  • nosotros descarrilamos
  • vosotros descarrilasteis
  • ellos/ellas descarrilaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben ontspoord
  • jij bent ontspoord
  • hij/zij/het is ontspoord
  • wij zijn ontspoord
  • jullie zijn ontspoord
  • zij zijn ontspoord

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he descarrilado
  • has descarrilado
  • él/ella ha descarrilado
  • nosotros hemos descarrilado
  • vosotros habéis descarrilado
  • ellos/ellas han descarrilado

Voltooid verleden tijd

  • ik was ontspoord
  • jij was ontspoord
  • hij/zij/het was ontspoord
  • wij waren ontspoord
  • jullie waren ontspoord
  • zij waren ontspoord

Pluscuamperfecto

  • yo había descarrilado
  • habías descarrilado
  • él/ella había descarrilado
  • nosotros habíamos descarrilado
  • vosotros habíais descarrilado
  • ellos/ellas habían descarrilado

Toekomende tijd I

  • ik zal ontsporen
  • jij zult ontsporen
  • hij/zij/het zal ontsporen
  • wij zullen ontsporen
  • jullie zullen ontsporen
  • zij zullen ontsporen

Futuro I

  • yo descarrilaré
  • descarrilarás
  • él/ella descarrilará
  • nosotros descarrilaremos
  • vosotros descarrilaréis
  • ellos/ellas descarrilarán

Toekomende tijd II

  • ik zal ontspoord zijn
  • jij zult ontspoord zijn
  • hij/zij/het zal ontspoord zijn
  • wij zullen ontspoord zijn
  • jullie zullen ontspoord zijn
  • zij zullen ontspoord zijn

Futuro perfecto

  • yo habré descarrilado
  • habrás descarrilado
  • él/ella habrá descarrilado
  • nosotros habremos descarrilado
  • vosotros habréis descarrilado
  • ellos/ellas habrán descarrilado

Conditionalis I

  • ik zou ontsporen
  • jij zou ontsporen
  • hij/zij/het zou ontsporen
  • wij zouden ontsporen
  • jullie zouden ontsporen
  • zij zouden ontsporen

Condicional

  • yo descarrilaría
  • descarrilarías
  • él/ella descarrilaría
  • nosotros descarrilaríamos
  • vosotros descarrilaríais
  • ellos/ellas descarrilarían

Conditionalis II

  • ik zou zijn ontspoord
  • jij zou zijn ontspoord
  • hij/zij/het zou zijn ontspoord
  • wij zouden zijn ontspoord
  • jullie zouden zijn ontspoord
  • zij zouden zijn ontspoord

Condicional perfecto

  • yo habría descarrilado
  • habrías descarrilado
  • él/ella habría descarrilado
  • nosotros habríamos descarrilado
  • vosotros habríais descarrilado
  • ellos/ellas habrían descarrilado

Imperatief

  • jij ontspoor
  • jullie ontspoort

Imperativo presente

  • descarrila
  • vosotros descarrilad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ontsporen