Vervoeging van opeenstapelen
Onbepaalde wijs (infinitief): opeenstapelen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stapel opeen
- jij stapelt opeen
- hij/zij/het stapelt opeen
- wij stapelen opeen
- jullie stapelen opeen
- zij stapelen opeen
Indicativo presente
- yo acumulo
- tú acumulas
- él/ella acumula
- nosotros acumulamos
- vosotros acumuláis
- ellos/ellas acumulan
Onvoltooid verleden tijd
- ik stapelde opeen
- jij stapelde opeen
- hij/zij/het stapelde opeen
- wij stapelden opeen
- jullie stapelden opeen
- zij stapelden opeen
Indefinido
- yo acumulé
- tú acumulaste
- él/ella acumuló
- nosotros acumulamos
- vosotros acumulasteis
- ellos/ellas acumularon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opeengestapeld
- jij hebt opeengestapeld
- hij/zij/het heeft opeengestapeld
- wij hebben opeengestapeld
- jullie hebben opeengestapeld
- zij hebben opeengestapeld
Pretérito perfecto compuesto
- yo he acumulado
- tú has acumulado
- él/ella ha acumulado
- nosotros hemos acumulado
- vosotros habéis acumulado
- ellos/ellas han acumulado
Voltooid verleden tijd
- ik had opeengestapeld
- jij had opeengestapeld
- hij/zij/het had opeengestapeld
- wij hadden opeengestapeld
- jullie hadden opeengestapeld
- zij hadden opeengestapeld
Pluscuamperfecto
- yo había acumulado
- tú habías acumulado
- él/ella había acumulado
- nosotros habíamos acumulado
- vosotros habíais acumulado
- ellos/ellas habían acumulado
Toekomende tijd I
- ik zal opeenstapelen
- jij zult opeenstapelen
- hij/zij/het zal opeenstapelen
- wij zullen opeenstapelen
- jullie zullen opeenstapelen
- zij zullen opeenstapelen
Futuro I
- yo acumularé
- tú acumularás
- él/ella acumulará
- nosotros acumularemos
- vosotros acumularéis
- ellos/ellas acumularán
Toekomende tijd II
- ik zal opeengestapeld hebben
- jij zult opeengestapeld hebben
- hij/zij/het zal opeengestapeld hebben
- wij zullen opeengestapeld hebben
- jullie zullen opeengestapeld hebben
- zij zullen opeengestapeld hebben
Futuro perfecto
- yo habré acumulado
- tú habrás acumulado
- él/ella habrá acumulado
- nosotros habremos acumulado
- vosotros habréis acumulado
- ellos/ellas habrán acumulado
Conditionalis I
- ik zou opeenstapelen
- jij zou opeenstapelen
- hij/zij/het zou opeenstapelen
- wij zouden opeenstapelen
- jullie zouden opeenstapelen
- zij zouden opeenstapelen
Condicional
- yo acumularía
- tú acumularías
- él/ella acumularía
- nosotros acumularíamos
- vosotros acumularíais
- ellos/ellas acumularían
Conditionalis II
- ik zou hebben opeengestapeld
- jij zou hebben opeengestapeld
- hij/zij/het zou hebben opeengestapeld
- wij zouden hebben opeengestapeld
- jullie zouden hebben opeengestapeld
- zij zouden hebben opeengestapeld
Condicional perfecto
- yo habría acumulado
- tú habrías acumulado
- él/ella habría acumulado
- nosotros habríamos acumulado
- vosotros habríais acumulado
- ellos/ellas habrían acumulado
Imperatief
- jij stapel opeen
- jullie stapelt opeen
Imperativo presente
- tú acumula
- vosotros acumulad