Vervoeging van opeisen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik eis op
- jij eist op
- hij/zij/het eist op
- wij eisen op
- jullie eisen op
- zij eisen op
Indicativo presente
- yo exijo
- tú exiges
- él/ella exige
- nosotros exigimos
- vosotros exigís
- ellos/ellas exigen
Onvoltooid verleden tijd
- ik eiste op
- jij eiste op
- hij/zij/het eiste op
- wij eisten op
- jullie eisten op
- zij eisten op
Indefinido
- yo exigí
- tú exigiste
- él/ella exigió
- nosotros exigimos
- vosotros exigisteis
- ellos/ellas exigieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgeëist
- jij hebt opgeëist
- hij/zij/het heeft opgeëist
- wij hebben opgeëist
- jullie hebben opgeëist
- zij hebben opgeëist
Pretérito perfecto compuesto
- yo he exigido
- tú has exigido
- él/ella ha exigido
- nosotros hemos exigido
- vosotros habéis exigido
- ellos/ellas han exigido
Voltooid verleden tijd
- ik had opgeëist
- jij had opgeëist
- hij/zij/het had opgeëist
- wij hadden opgeëist
- jullie hadden opgeëist
- zij hadden opgeëist
Pluscuamperfecto
- yo había exigido
- tú habías exigido
- él/ella había exigido
- nosotros habíamos exigido
- vosotros habíais exigido
- ellos/ellas habían exigido
Toekomende tijd I
- ik zal opeisen
- jij zult opeisen
- hij/zij/het zal opeisen
- wij zullen opeisen
- jullie zullen opeisen
- zij zullen opeisen
Futuro I
- yo exigiré
- tú exigirás
- él/ella exigirá
- nosotros exigiremos
- vosotros exigiréis
- ellos/ellas exigirán
Toekomende tijd II
- ik zal opgeëist hebben
- jij zult opgeëist hebben
- hij/zij/het zal opgeëist hebben
- wij zullen opgeëist hebben
- jullie zullen opgeëist hebben
- zij zullen opgeëist hebben
Futuro perfecto
- yo habré exigido
- tú habrás exigido
- él/ella habrá exigido
- nosotros habremos exigido
- vosotros habréis exigido
- ellos/ellas habrán exigido
Conditionalis I
- ik zou opeisen
- jij zou opeisen
- hij/zij/het zou opeisen
- wij zouden opeisen
- jullie zouden opeisen
- zij zouden opeisen
Condicional
- yo exigiría
- tú exigirías
- él/ella exigiría
- nosotros exigiríamos
- vosotros exigiríais
- ellos/ellas exigirían
Conditionalis II
- ik zou hebben opgeëist
- jij zou hebben opgeëist
- hij/zij/het zou hebben opgeëist
- wij zouden hebben opgeëist
- jullie zouden hebben opgeëist
- zij zouden hebben opgeëist
Condicional perfecto
- yo habría exigido
- tú habrías exigido
- él/ella habría exigido
- nosotros habríamos exigido
- vosotros habríais exigido
- ellos/ellas habrían exigido
Imperatief
- jij eis op
- jullie eist op
Imperativo presente
- tú exige
- vosotros exigid