Vervoeging van opgebruiken
Onbepaalde wijs (infinitief): opgebruiken
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gebruik op
- jij gebruikt op
- hij/zij/het gebruikt op
- wij gebruiken op
- jullie gebruiken op
- zij gebruiken op
Indicativo presente
- yo acabo
- tú acabas
- él/ella acaba
- nosotros acabamos
- vosotros acabáis
- ellos/ellas acaban
Onvoltooid verleden tijd
- ik gebruikte op
- jij gebruikte op
- hij/zij/het gebruikte op
- wij gebruikten op
- jullie gebruikten op
- zij gebruikten op
Indefinido
- yo acabé
- tú acabaste
- él/ella acabó
- nosotros acabamos
- vosotros acabasteis
- ellos/ellas acabaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgebruikt
- jij hebt opgebruikt
- hij/zij/het heeft opgebruikt
- wij hebben opgebruikt
- jullie hebben opgebruikt
- zij hebben opgebruikt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he acabado
- tú has acabado
- él/ella ha acabado
- nosotros hemos acabado
- vosotros habéis acabado
- ellos/ellas han acabado
Voltooid verleden tijd
- ik had opgebruikt
- jij had opgebruikt
- hij/zij/het had opgebruikt
- wij hadden opgebruikt
- jullie hadden opgebruikt
- zij hadden opgebruikt
Pluscuamperfecto
- yo había acabado
- tú habías acabado
- él/ella había acabado
- nosotros habíamos acabado
- vosotros habíais acabado
- ellos/ellas habían acabado
Toekomende tijd I
- ik zal opgebruiken
- jij zult opgebruiken
- hij/zij/het zal opgebruiken
- wij zullen opgebruiken
- jullie zullen opgebruiken
- zij zullen opgebruiken
Futuro I
- yo acabaré
- tú acabarás
- él/ella acabará
- nosotros acabaremos
- vosotros acabaréis
- ellos/ellas acabarán
Toekomende tijd II
- ik zal opgebruikt hebben
- jij zult opgebruikt hebben
- hij/zij/het zal opgebruikt hebben
- wij zullen opgebruikt hebben
- jullie zullen opgebruikt hebben
- zij zullen opgebruikt hebben
Futuro perfecto
- yo habré acabado
- tú habrás acabado
- él/ella habrá acabado
- nosotros habremos acabado
- vosotros habréis acabado
- ellos/ellas habrán acabado
Conditionalis I
- ik zou opgebruiken
- jij zou opgebruiken
- hij/zij/het zou opgebruiken
- wij zouden opgebruiken
- jullie zouden opgebruiken
- zij zouden opgebruiken
Condicional
- yo acabaría
- tú acabarías
- él/ella acabaría
- nosotros acabaríamos
- vosotros acabaríais
- ellos/ellas acabarían
Conditionalis II
- ik zou hebben opgebruikt
- jij zou hebben opgebruikt
- hij/zij/het zou hebben opgebruikt
- wij zouden hebben opgebruikt
- jullie zouden hebben opgebruikt
- zij zouden hebben opgebruikt
Condicional perfecto
- yo habría acabado
- tú habrías acabado
- él/ella habría acabado
- nosotros habríamos acabado
- vosotros habríais acabado
- ellos/ellas habrían acabado
Imperatief
- jij gebruik op
- jullie gebruikt op
Imperativo presente
- tú acaba
- vosotros acabad