Vervoeging van oppassen
Onbepaalde wijs (infinitief): oppassen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pas op
- jij past op
- hij/zij/het past op
- wij passen op
- jullie passen op
- zij passen op
Indicativo presente
- yo atiendo
- tú atiendes
- él/ella atiende
- nosotros atendemos
- vosotros atendéis
- ellos/ellas atienden
Onvoltooid verleden tijd
- ik paste op
- jij paste op
- hij/zij/het paste op
- wij pasten op
- jullie pasten op
- zij pasten op
Indefinido
- yo atendí
- tú atendiste
- él/ella atendió
- nosotros atendimos
- vosotros atendisteis
- ellos/ellas atendieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgepast
- jij hebt opgepast
- hij/zij/het heeft opgepast
- wij hebben opgepast
- jullie hebben opgepast
- zij hebben opgepast
Pretérito perfecto compuesto
- yo he atendido
- tú has atendido
- él/ella ha atendido
- nosotros hemos atendido
- vosotros habéis atendido
- ellos/ellas han atendido
Voltooid verleden tijd
- ik had opgepast
- jij had opgepast
- hij/zij/het had opgepast
- wij hadden opgepast
- jullie hadden opgepast
- zij hadden opgepast
Pluscuamperfecto
- yo había atendido
- tú habías atendido
- él/ella había atendido
- nosotros habíamos atendido
- vosotros habíais atendido
- ellos/ellas habían atendido
Toekomende tijd I
- ik zal oppassen
- jij zult oppassen
- hij/zij/het zal oppassen
- wij zullen oppassen
- jullie zullen oppassen
- zij zullen oppassen
Futuro I
- yo atenderé
- tú atenderás
- él/ella atenderá
- nosotros atenderemos
- vosotros atenderéis
- ellos/ellas atenderán
Toekomende tijd II
- ik zal opgepast hebben
- jij zult opgepast hebben
- hij/zij/het zal opgepast hebben
- wij zullen opgepast hebben
- jullie zullen opgepast hebben
- zij zullen opgepast hebben
Futuro perfecto
- yo habré atendido
- tú habrás atendido
- él/ella habrá atendido
- nosotros habremos atendido
- vosotros habréis atendido
- ellos/ellas habrán atendido
Conditionalis I
- ik zou oppassen
- jij zou oppassen
- hij/zij/het zou oppassen
- wij zouden oppassen
- jullie zouden oppassen
- zij zouden oppassen
Condicional
- yo atendería
- tú atenderías
- él/ella atendería
- nosotros atenderíamos
- vosotros atenderíais
- ellos/ellas atenderían
Conditionalis II
- ik zou hebben opgepast
- jij zou hebben opgepast
- hij/zij/het zou hebben opgepast
- wij zouden hebben opgepast
- jullie zouden hebben opgepast
- zij zouden hebben opgepast
Condicional perfecto
- yo habría atendido
- tú habrías atendido
- él/ella habría atendido
- nosotros habríamos atendido
- vosotros habríais atendido
- ellos/ellas habrían atendido
Imperatief
- jij pas op
- jullie past op
Imperativo presente
- tú atiende
- vosotros atended