Vervoeging van opscherpen

Onbepaalde wijs (infinitief): opscherpen

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik scherp op
    • jij scherpt op
    • hij/zij/het scherpt op
    • wij scherpen op
    • jullie scherpen op
    • zij scherpen op
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik scherpte op
    • jij scherpte op
    • hij/zij/het scherpte op
    • wij scherpten op
    • jullie scherpten op
    • zij scherpten op
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb opgescherpt
    • jij hebt opgescherpt
    • hij/zij/het heeft opgescherpt
    • wij hebben opgescherpt
    • jullie hebben opgescherpt
    • zij hebben opgescherpt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had opgescherpt
    • jij had opgescherpt
    • hij/zij/het had opgescherpt
    • wij hadden opgescherpt
    • jullie hadden opgescherpt
    • zij hadden opgescherpt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal opscherpen
    • jij zult opscherpen
    • hij/zij/het zal opscherpen
    • wij zullen opscherpen
    • jullie zullen opscherpen
    • zij zullen opscherpen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal opgescherpt hebben
    • jij zult opgescherpt hebben
    • hij/zij/het zal opgescherpt hebben
    • wij zullen opgescherpt hebben
    • jullie zullen opgescherpt hebben
    • zij zullen opgescherpt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou opscherpen
    • jij zou opscherpen
    • hij/zij/het zou opscherpen
    • wij zouden opscherpen
    • jullie zouden opscherpen
    • zij zouden opscherpen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben opgescherpt
    • jij zou hebben opgescherpt
    • hij/zij/het zou hebben opgescherpt
    • wij zouden hebben opgescherpt
    • jullie zouden hebben opgescherpt
    • zij zouden hebben opgescherpt
  • Imperatief

    • jij scherp op
    • jullie scherpt op