Vervoeging van opschikken
Onbepaalde wijs (infinitief): opschikken
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schik op
- jij schikt op
- hij/zij/het schikt op
- wij schikken op
- jullie schikken op
- zij schikken op
Onvoltooid verleden tijd
- ik schikte op
- jij schikte op
- hij/zij/het schikte op
- wij schikten op
- jullie schikten op
- zij schikten op
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgeschikt
- jij hebt opgeschikt
- hij/zij/het heeft opgeschikt
- wij hebben opgeschikt
- jullie hebben opgeschikt
- zij hebben opgeschikt
Voltooid verleden tijd
- ik had opgeschikt
- jij had opgeschikt
- hij/zij/het had opgeschikt
- wij hadden opgeschikt
- jullie hadden opgeschikt
- zij hadden opgeschikt
Toekomende tijd I
- ik zal opschikken
- jij zult opschikken
- hij/zij/het zal opschikken
- wij zullen opschikken
- jullie zullen opschikken
- zij zullen opschikken
Toekomende tijd II
- ik zal opgeschikt hebben
- jij zult opgeschikt hebben
- hij/zij/het zal opgeschikt hebben
- wij zullen opgeschikt hebben
- jullie zullen opgeschikt hebben
- zij zullen opgeschikt hebben
Conditionalis I
- ik zou opschikken
- jij zou opschikken
- hij/zij/het zou opschikken
- wij zouden opschikken
- jullie zouden opschikken
- zij zouden opschikken
Conditionalis II
- ik zou hebben opgeschikt
- jij zou hebben opgeschikt
- hij/zij/het zou hebben opgeschikt
- wij zouden hebben opgeschikt
- jullie zouden hebben opgeschikt
- zij zouden hebben opgeschikt
Imperatief
- jij schik op
- jullie schikt op