Vervoeging van opspeuren

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik speur op
    • jij speurt op
    • hij/zij/het speurt op
    • wij speuren op
    • jullie speuren op
    • zij speuren op
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik speurde op
    • jij speurde op
    • hij/zij/het speurde op
    • wij speurden op
    • jullie speurden op
    • zij speurden op
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb opgespeurd
    • jij hebt opgespeurd
    • hij/zij/het heeft opgespeurd
    • wij hebben opgespeurd
    • jullie hebben opgespeurd
    • zij hebben opgespeurd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had opgespeurd
    • jij had opgespeurd
    • hij/zij/het had opgespeurd
    • wij hadden opgespeurd
    • jullie hadden opgespeurd
    • zij hadden opgespeurd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal opspeuren
    • jij zult opspeuren
    • hij/zij/het zal opspeuren
    • wij zullen opspeuren
    • jullie zullen opspeuren
    • zij zullen opspeuren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal opgespeurd hebben
    • jij zult opgespeurd hebben
    • hij/zij/het zal opgespeurd hebben
    • wij zullen opgespeurd hebben
    • jullie zullen opgespeurd hebben
    • zij zullen opgespeurd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou opspeuren
    • jij zou opspeuren
    • hij/zij/het zou opspeuren
    • wij zouden opspeuren
    • jullie zouden opspeuren
    • zij zouden opspeuren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben opgespeurd
    • jij zou hebben opgespeurd
    • hij/zij/het zou hebben opgespeurd
    • wij zouden hebben opgespeurd
    • jullie zouden hebben opgespeurd
    • zij zouden hebben opgespeurd
  • Imperatief

    • jij speur op
    • jullie speurt op

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opspeuren