Vervoeging van opzijzetten

Onbepaalde wijs (infinitief): opzijzetten

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik zet opzij
    • jij zet opzij
    • hij/zij/het zet opzij
    • wij zetten opzij
    • jullie zetten opzij
    • zij zetten opzij
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik zette opzij
    • jij zette opzij
    • hij/zij/het zette opzij
    • wij zetten opzij
    • jullie zetten opzij
    • zij zetten opzij
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb opzijgezet
    • jij hebt opzijgezet
    • hij/zij/het heeft opzijgezet
    • wij hebben opzijgezet
    • jullie hebben opzijgezet
    • zij hebben opzijgezet
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had opzijgezet
    • jij had opzijgezet
    • hij/zij/het had opzijgezet
    • wij hadden opzijgezet
    • jullie hadden opzijgezet
    • zij hadden opzijgezet
  • Toekomende tijd I

    • ik zal opzijzetten
    • jij zult opzijzetten
    • hij/zij/het zal opzijzetten
    • wij zullen opzijzetten
    • jullie zullen opzijzetten
    • zij zullen opzijzetten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal opzijgezet hebben
    • jij zult opzijgezet hebben
    • hij/zij/het zal opzijgezet hebben
    • wij zullen opzijgezet hebben
    • jullie zullen opzijgezet hebben
    • zij zullen opzijgezet hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou opzijzetten
    • jij zou opzijzetten
    • hij/zij/het zou opzijzetten
    • wij zouden opzijzetten
    • jullie zouden opzijzetten
    • zij zouden opzijzetten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben opzijgezet
    • jij zou hebben opzijgezet
    • hij/zij/het zou hebben opzijgezet
    • wij zouden hebben opzijgezet
    • jullie zouden hebben opzijgezet
    • zij zouden hebben opzijgezet
  • Imperatief

    • jij zet opzij
    • jullie zet opzij