Vervoeging van overwinteren
Onbepaalde wijs (infinitief): overwinteren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik overwinter
- jij overwintert
- hij/zij/het overwintert
- wij overwinteren
- jullie overwinteren
- zij overwinteren
Indicativo presente
- yo hiberno
- tú hibernas
- él/ella hiberna
- nosotros hibernamos
- vosotros hibernáis
- ellos/ellas hibernan
Onvoltooid verleden tijd
- ik overwinterde
- jij overwinterde
- hij/zij/het overwinterde
- wij overwinterden
- jullie overwinterden
- zij overwinterden
Indefinido
- yo hiberné
- tú hibernaste
- él/ella hibernó
- nosotros hibernamos
- vosotros hibernasteis
- ellos/ellas hibernaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb overwinterd
- jij hebt overwinterd
- hij/zij/het heeft overwinterd
- wij hebben overwinterd
- jullie hebben overwinterd
- zij hebben overwinterd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he hibernado
- tú has hibernado
- él/ella ha hibernado
- nosotros hemos hibernado
- vosotros habéis hibernado
- ellos/ellas han hibernado
Voltooid verleden tijd
- ik had overwinterd
- jij had overwinterd
- hij/zij/het had overwinterd
- wij hadden overwinterd
- jullie hadden overwinterd
- zij hadden overwinterd
Pluscuamperfecto
- yo había hibernado
- tú habías hibernado
- él/ella había hibernado
- nosotros habíamos hibernado
- vosotros habíais hibernado
- ellos/ellas habían hibernado
Toekomende tijd I
- ik zal overwinteren
- jij zult overwinteren
- hij/zij/het zal overwinteren
- wij zullen overwinteren
- jullie zullen overwinteren
- zij zullen overwinteren
Futuro I
- yo hibernaré
- tú hibernarás
- él/ella hibernará
- nosotros hibernaremos
- vosotros hibernaréis
- ellos/ellas hibernarán
Toekomende tijd II
- ik zal overwinterd hebben
- jij zult overwinterd hebben
- hij/zij/het zal overwinterd hebben
- wij zullen overwinterd hebben
- jullie zullen overwinterd hebben
- zij zullen overwinterd hebben
Futuro perfecto
- yo habré hibernado
- tú habrás hibernado
- él/ella habrá hibernado
- nosotros habremos hibernado
- vosotros habréis hibernado
- ellos/ellas habrán hibernado
Conditionalis I
- ik zou overwinteren
- jij zou overwinteren
- hij/zij/het zou overwinteren
- wij zouden overwinteren
- jullie zouden overwinteren
- zij zouden overwinteren
Condicional
- yo hibernaría
- tú hibernarías
- él/ella hibernaría
- nosotros hibernaríamos
- vosotros hibernaríais
- ellos/ellas hibernarían
Conditionalis II
- ik zou hebben overwinterd
- jij zou hebben overwinterd
- hij/zij/het zou hebben overwinterd
- wij zouden hebben overwinterd
- jullie zouden hebben overwinterd
- zij zouden hebben overwinterd
Condicional perfecto
- yo habría hibernado
- tú habrías hibernado
- él/ella habría hibernado
- nosotros habríamos hibernado
- vosotros habríais hibernado
- ellos/ellas habrían hibernado
Imperatief
- jij overwinter
- jullie overwintert
Imperativo presente
- tú hiberna
- vosotros hibernad