Vervoeging van perforeren
Onbepaalde wijs (infinitief): perforeren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik perforeer
- jij perforeert
- hij/zij/het perforeert
- wij perforeren
- jullie perforeren
- zij perforeren
Indicativo presente
- yo perforo
- tú perforas
- él/ella perfora
- nosotros perforamos
- vosotros perforáis
- ellos/ellas perforan
Onvoltooid verleden tijd
- ik perforeerde
- jij perforeerde
- hij/zij/het perforeerde
- wij perforeerden
- jullie perforeerden
- zij perforeerden
Indefinido
- yo perforé
- tú perforaste
- él/ella perforó
- nosotros perforamos
- vosotros perforasteis
- ellos/ellas perforaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geperforeerd
- jij hebt geperforeerd
- hij/zij/het heeft geperforeerd
- wij hebben geperforeerd
- jullie hebben geperforeerd
- zij hebben geperforeerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he perforado
- tú has perforado
- él/ella ha perforado
- nosotros hemos perforado
- vosotros habéis perforado
- ellos/ellas han perforado
Voltooid verleden tijd
- ik had geperforeerd
- jij had geperforeerd
- hij/zij/het had geperforeerd
- wij hadden geperforeerd
- jullie hadden geperforeerd
- zij hadden geperforeerd
Pluscuamperfecto
- yo había perforado
- tú habías perforado
- él/ella había perforado
- nosotros habíamos perforado
- vosotros habíais perforado
- ellos/ellas habían perforado
Toekomende tijd I
- ik zal perforeren
- jij zult perforeren
- hij/zij/het zal perforeren
- wij zullen perforeren
- jullie zullen perforeren
- zij zullen perforeren
Futuro I
- yo perforaré
- tú perforarás
- él/ella perforará
- nosotros perforaremos
- vosotros perforaréis
- ellos/ellas perforarán
Toekomende tijd II
- ik zal geperforeerd hebben
- jij zult geperforeerd hebben
- hij/zij/het zal geperforeerd hebben
- wij zullen geperforeerd hebben
- jullie zullen geperforeerd hebben
- zij zullen geperforeerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré perforado
- tú habrás perforado
- él/ella habrá perforado
- nosotros habremos perforado
- vosotros habréis perforado
- ellos/ellas habrán perforado
Conditionalis I
- ik zou perforeren
- jij zou perforeren
- hij/zij/het zou perforeren
- wij zouden perforeren
- jullie zouden perforeren
- zij zouden perforeren
Condicional
- yo perforaría
- tú perforarías
- él/ella perforaría
- nosotros perforaríamos
- vosotros perforaríais
- ellos/ellas perforarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geperforeerd
- jij zou hebben geperforeerd
- hij/zij/het zou hebben geperforeerd
- wij zouden hebben geperforeerd
- jullie zouden hebben geperforeerd
- zij zouden hebben geperforeerd
Condicional perfecto
- yo habría perforado
- tú habrías perforado
- él/ella habría perforado
- nosotros habríamos perforado
- vosotros habríais perforado
- ellos/ellas habrían perforado
Imperatief
- jij perforeer
- jullie perforeert
Imperativo presente
- tú perfora
- vosotros perforad