Vervoeging van persen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pers
- jij perst
- hij/zij/het perst
- wij persen
- jullie persen
- zij persen
Indicativo presente
- yo aprieto
- tú aprietas
- él/ella aprieta
- nosotros apretamos
- vosotros apretáis
- ellos/ellas aprietan
Onvoltooid verleden tijd
- ik perste
- jij perste
- hij/zij/het perste
- wij persten
- jullie persten
- zij persten
Indefinido
- yo apreté
- tú apretaste
- él/ella apretó
- nosotros apretamos
- vosotros apretasteis
- ellos/ellas apretaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geperst
- jij hebt geperst
- hij/zij/het heeft geperst
- wij hebben geperst
- jullie hebben geperst
- zij hebben geperst
Pretérito perfecto compuesto
- yo he apretado
- tú has apretado
- él/ella ha apretado
- nosotros hemos apretado
- vosotros habéis apretado
- ellos/ellas han apretado
Voltooid verleden tijd
- ik had geperst
- jij had geperst
- hij/zij/het had geperst
- wij hadden geperst
- jullie hadden geperst
- zij hadden geperst
Pluscuamperfecto
- yo había apretado
- tú habías apretado
- él/ella había apretado
- nosotros habíamos apretado
- vosotros habíais apretado
- ellos/ellas habían apretado
Toekomende tijd I
- ik zal persen
- jij zult persen
- hij/zij/het zal persen
- wij zullen persen
- jullie zullen persen
- zij zullen persen
Futuro I
- yo apretaré
- tú apretarás
- él/ella apretará
- nosotros apretaremos
- vosotros apretaréis
- ellos/ellas apretarán
Toekomende tijd II
- ik zal geperst hebben
- jij zult geperst hebben
- hij/zij/het zal geperst hebben
- wij zullen geperst hebben
- jullie zullen geperst hebben
- zij zullen geperst hebben
Futuro perfecto
- yo habré apretado
- tú habrás apretado
- él/ella habrá apretado
- nosotros habremos apretado
- vosotros habréis apretado
- ellos/ellas habrán apretado
Conditionalis I
- ik zou persen
- jij zou persen
- hij/zij/het zou persen
- wij zouden persen
- jullie zouden persen
- zij zouden persen
Condicional
- yo apretaría
- tú apretarías
- él/ella apretaría
- nosotros apretaríamos
- vosotros apretaríais
- ellos/ellas apretarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geperst
- jij zou hebben geperst
- hij/zij/het zou hebben geperst
- wij zouden hebben geperst
- jullie zouden hebben geperst
- zij zouden hebben geperst
Condicional perfecto
- yo habría apretado
- tú habrías apretado
- él/ella habría apretado
- nosotros habríamos apretado
- vosotros habríais apretado
- ellos/ellas habrían apretado
Imperatief
- jij pers
- jullie perst
Imperativo presente
- tú aprieta
- vosotros apretad