Vervoeging van pijnen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pijn
- jij pijnt
- hij/zij/het pijnt
- wij pijnen
- jullie pijnen
- zij pijnen
Onvoltooid verleden tijd
- ik pijnde
- jij pijnde
- hij/zij/het pijnde
- wij pijnden
- jullie pijnden
- zij pijnden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepijnd
- jij hebt gepijnd
- hij/zij/het heeft gepijnd
- wij hebben gepijnd
- jullie hebben gepijnd
- zij hebben gepijnd
Voltooid verleden tijd
- ik had gepijnd
- jij had gepijnd
- hij/zij/het had gepijnd
- wij hadden gepijnd
- jullie hadden gepijnd
- zij hadden gepijnd
Toekomende tijd I
- ik zal pijnen
- jij zult pijnen
- hij/zij/het zal pijnen
- wij zullen pijnen
- jullie zullen pijnen
- zij zullen pijnen
Toekomende tijd II
- ik zal gepijnd hebben
- jij zult gepijnd hebben
- hij/zij/het zal gepijnd hebben
- wij zullen gepijnd hebben
- jullie zullen gepijnd hebben
- zij zullen gepijnd hebben
Conditionalis I
- ik zou pijnen
- jij zou pijnen
- hij/zij/het zou pijnen
- wij zouden pijnen
- jullie zouden pijnen
- zij zouden pijnen
Conditionalis II
- ik zou hebben gepijnd
- jij zou hebben gepijnd
- hij/zij/het zou hebben gepijnd
- wij zouden hebben gepijnd
- jullie zouden hebben gepijnd
- zij zouden hebben gepijnd
Imperatief
- jij pijn
- jullie pijnt