Vervoeging van raden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik raad
- jij raadt
- hij/zij/het raadt
- wij raden
- jullie raden
- zij raden
Indicativo presente
- yo adivino
- tú adivinas
- él/ella adivina
- nosotros adivinamos
- vosotros adivináis
- ellos/ellas adivinan
Onvoltooid verleden tijd
- ik ried
- jij ried
- hij/zij/het ried
- wij rieden
- jullie rieden
- zij rieden
Indefinido
- yo adiviné
- tú adivinaste
- él/ella adivinó
- nosotros adivinamos
- vosotros adivinasteis
- ellos/ellas adivinaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geraden
- jij hebt geraden
- hij/zij/het heeft geraden
- wij hebben geraden
- jullie hebben geraden
- zij hebben geraden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he adivinado
- tú has adivinado
- él/ella ha adivinado
- nosotros hemos adivinado
- vosotros habéis adivinado
- ellos/ellas han adivinado
Voltooid verleden tijd
- ik had geraden
- jij had geraden
- hij/zij/het had geraden
- wij hadden geraden
- jullie hadden geraden
- zij hadden geraden
Pluscuamperfecto
- yo había adivinado
- tú habías adivinado
- él/ella había adivinado
- nosotros habíamos adivinado
- vosotros habíais adivinado
- ellos/ellas habían adivinado
Toekomende tijd I
- ik zal raden
- jij zult raden
- hij/zij/het zal raden
- wij zullen raden
- jullie zullen raden
- zij zullen raden
Futuro I
- yo adivinaré
- tú adivinarás
- él/ella adivinará
- nosotros adivinaremos
- vosotros adivinaréis
- ellos/ellas adivinarán
Toekomende tijd II
- ik zal geraden hebben
- jij zult geraden hebben
- hij/zij/het zal geraden hebben
- wij zullen geraden hebben
- jullie zullen geraden hebben
- zij zullen geraden hebben
Futuro perfecto
- yo habré adivinado
- tú habrás adivinado
- él/ella habrá adivinado
- nosotros habremos adivinado
- vosotros habréis adivinado
- ellos/ellas habrán adivinado
Conditionalis I
- ik zou raden
- jij zou raden
- hij/zij/het zou raden
- wij zouden raden
- jullie zouden raden
- zij zouden raden
Condicional
- yo adivinaría
- tú adivinarías
- él/ella adivinaría
- nosotros adivinaríamos
- vosotros adivinaríais
- ellos/ellas adivinarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geraden
- jij zou hebben geraden
- hij/zij/het zou hebben geraden
- wij zouden hebben geraden
- jullie zouden hebben geraden
- zij zouden hebben geraden
Condicional perfecto
- yo habría adivinado
- tú habrías adivinado
- él/ella habría adivinado
- nosotros habríamos adivinado
- vosotros habríais adivinado
- ellos/ellas habrían adivinado
Imperatief
- jij raad
- jullie raadt
Imperativo presente
- tú adivina
- vosotros adivinad