Vervoeging van refereren
Onbepaalde wijs (infinitief): refereren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik refereer
- jij refereert
- hij/zij/het refereert
- wij refereren
- jullie refereren
- zij refereren
Indicativo presente
- yo informo
- tú informas
- él/ella informa
- nosotros informamos
- vosotros informáis
- ellos/ellas informan
Onvoltooid verleden tijd
- ik refereerde
- jij refereerde
- hij/zij/het refereerde
- wij refereerden
- jullie refereerden
- zij refereerden
Indefinido
- yo informé
- tú informaste
- él/ella informó
- nosotros informamos
- vosotros informasteis
- ellos/ellas informaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerefereerd
- jij hebt gerefereerd
- hij/zij/het heeft gerefereerd
- wij hebben gerefereerd
- jullie hebben gerefereerd
- zij hebben gerefereerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he informado
- tú has informado
- él/ella ha informado
- nosotros hemos informado
- vosotros habéis informado
- ellos/ellas han informado
Voltooid verleden tijd
- ik had gerefereerd
- jij had gerefereerd
- hij/zij/het had gerefereerd
- wij hadden gerefereerd
- jullie hadden gerefereerd
- zij hadden gerefereerd
Pluscuamperfecto
- yo había informado
- tú habías informado
- él/ella había informado
- nosotros habíamos informado
- vosotros habíais informado
- ellos/ellas habían informado
Toekomende tijd I
- ik zal refereren
- jij zult refereren
- hij/zij/het zal refereren
- wij zullen refereren
- jullie zullen refereren
- zij zullen refereren
Futuro I
- yo informaré
- tú informarás
- él/ella informará
- nosotros informaremos
- vosotros informaréis
- ellos/ellas informarán
Toekomende tijd II
- ik zal gerefereerd hebben
- jij zult gerefereerd hebben
- hij/zij/het zal gerefereerd hebben
- wij zullen gerefereerd hebben
- jullie zullen gerefereerd hebben
- zij zullen gerefereerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré informado
- tú habrás informado
- él/ella habrá informado
- nosotros habremos informado
- vosotros habréis informado
- ellos/ellas habrán informado
Conditionalis I
- ik zou refereren
- jij zou refereren
- hij/zij/het zou refereren
- wij zouden refereren
- jullie zouden refereren
- zij zouden refereren
Condicional
- yo informaría
- tú informarías
- él/ella informaría
- nosotros informaríamos
- vosotros informaríais
- ellos/ellas informarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gerefereerd
- jij zou hebben gerefereerd
- hij/zij/het zou hebben gerefereerd
- wij zouden hebben gerefereerd
- jullie zouden hebben gerefereerd
- zij zouden hebben gerefereerd
Condicional perfecto
- yo habría informado
- tú habrías informado
- él/ella habría informado
- nosotros habríamos informado
- vosotros habríais informado
- ellos/ellas habrían informado
Imperatief
- jij refereer
- jullie refereert
Imperativo presente
- tú informa
- vosotros informad