Vervoeging van rondsturen
Onbepaalde wijs (infinitief): rondsturen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stuur rond
- jij stuurt rond
- hij/zij/het stuurt rond
- wij sturen rond
- jullie sturen rond
- zij sturen rond
Indicativo presente
- yo emito
- tú emites
- él/ella emite
- nosotros emitimos
- vosotros emitís
- ellos/ellas emiten
Onvoltooid verleden tijd
- ik stuurde rond
- jij stuurde rond
- hij/zij/het stuurde rond
- wij stuurden rond
- jullie stuurden rond
- zij stuurden rond
Indefinido
- yo emití
- tú emitiste
- él/ella emitió
- nosotros emitimos
- vosotros emitisteis
- ellos/ellas emitieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb rondgestuurd
- jij hebt rondgestuurd
- hij/zij/het heeft rondgestuurd
- wij hebben rondgestuurd
- jullie hebben rondgestuurd
- zij hebben rondgestuurd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he emitido
- tú has emitido
- él/ella ha emitido
- nosotros hemos emitido
- vosotros habéis emitido
- ellos/ellas han emitido
Voltooid verleden tijd
- ik had rondgestuurd
- jij had rondgestuurd
- hij/zij/het had rondgestuurd
- wij hadden rondgestuurd
- jullie hadden rondgestuurd
- zij hadden rondgestuurd
Pluscuamperfecto
- yo había emitido
- tú habías emitido
- él/ella había emitido
- nosotros habíamos emitido
- vosotros habíais emitido
- ellos/ellas habían emitido
Toekomende tijd I
- ik zal rondsturen
- jij zult rondsturen
- hij/zij/het zal rondsturen
- wij zullen rondsturen
- jullie zullen rondsturen
- zij zullen rondsturen
Futuro I
- yo emitiré
- tú emitirás
- él/ella emitirá
- nosotros emitiremos
- vosotros emitiréis
- ellos/ellas emitirán
Toekomende tijd II
- ik zal rondgestuurd hebben
- jij zult rondgestuurd hebben
- hij/zij/het zal rondgestuurd hebben
- wij zullen rondgestuurd hebben
- jullie zullen rondgestuurd hebben
- zij zullen rondgestuurd hebben
Futuro perfecto
- yo habré emitido
- tú habrás emitido
- él/ella habrá emitido
- nosotros habremos emitido
- vosotros habréis emitido
- ellos/ellas habrán emitido
Conditionalis I
- ik zou rondsturen
- jij zou rondsturen
- hij/zij/het zou rondsturen
- wij zouden rondsturen
- jullie zouden rondsturen
- zij zouden rondsturen
Condicional
- yo emitiría
- tú emitirías
- él/ella emitiría
- nosotros emitiríamos
- vosotros emitiríais
- ellos/ellas emitirían
Conditionalis II
- ik zou hebben rondgestuurd
- jij zou hebben rondgestuurd
- hij/zij/het zou hebben rondgestuurd
- wij zouden hebben rondgestuurd
- jullie zouden hebben rondgestuurd
- zij zouden hebben rondgestuurd
Condicional perfecto
- yo habría emitido
- tú habrías emitido
- él/ella habría emitido
- nosotros habríamos emitido
- vosotros habríais emitido
- ellos/ellas habrían emitido
Imperatief
- jij stuur rond
- jullie stuurt rond
Imperativo presente
- tú emite
- vosotros emitid