Vervoeging van samenspannen
Onbepaalde wijs (infinitief): samenspannen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik span samen
- jij spant samen
- hij/zij/het spant samen
- wij spannen samen
- jullie spannen samen
- zij spannen samen
Indicativo presente
- yo conspiro
- tú conspiras
- él/ella conspira
- nosotros conspiramos
- vosotros conspiráis
- ellos/ellas conspiran
Onvoltooid verleden tijd
- ik spande samen
- jij spande samen
- hij/zij/het spande samen
- wij spanden samen
- jullie spanden samen
- zij spanden samen
Indefinido
- yo conspiré
- tú conspiraste
- él/ella conspiró
- nosotros conspiramos
- vosotros conspirasteis
- ellos/ellas conspiraron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb samengespannen
- jij hebt samengespannen
- hij/zij/het heeft samengespannen
- wij hebben samengespannen
- jullie hebben samengespannen
- zij hebben samengespannen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he conspirado
- tú has conspirado
- él/ella ha conspirado
- nosotros hemos conspirado
- vosotros habéis conspirado
- ellos/ellas han conspirado
Voltooid verleden tijd
- ik had samengespannen
- jij had samengespannen
- hij/zij/het had samengespannen
- wij hadden samengespannen
- jullie hadden samengespannen
- zij hadden samengespannen
Pluscuamperfecto
- yo había conspirado
- tú habías conspirado
- él/ella había conspirado
- nosotros habíamos conspirado
- vosotros habíais conspirado
- ellos/ellas habían conspirado
Toekomende tijd I
- ik zal samenspannen
- jij zult samenspannen
- hij/zij/het zal samenspannen
- wij zullen samenspannen
- jullie zullen samenspannen
- zij zullen samenspannen
Futuro I
- yo conspiraré
- tú conspirarás
- él/ella conspirará
- nosotros conspiraremos
- vosotros conspiraréis
- ellos/ellas conspirarán
Toekomende tijd II
- ik zal samengespannen hebben
- jij zult samengespannen hebben
- hij/zij/het zal samengespannen hebben
- wij zullen samengespannen hebben
- jullie zullen samengespannen hebben
- zij zullen samengespannen hebben
Futuro perfecto
- yo habré conspirado
- tú habrás conspirado
- él/ella habrá conspirado
- nosotros habremos conspirado
- vosotros habréis conspirado
- ellos/ellas habrán conspirado
Conditionalis I
- ik zou samenspannen
- jij zou samenspannen
- hij/zij/het zou samenspannen
- wij zouden samenspannen
- jullie zouden samenspannen
- zij zouden samenspannen
Condicional
- yo conspiraría
- tú conspirarías
- él/ella conspiraría
- nosotros conspiraríamos
- vosotros conspiraríais
- ellos/ellas conspirarían
Conditionalis II
- ik zou hebben samengespannen
- jij zou hebben samengespannen
- hij/zij/het zou hebben samengespannen
- wij zouden hebben samengespannen
- jullie zouden hebben samengespannen
- zij zouden hebben samengespannen
Condicional perfecto
- yo habría conspirado
- tú habrías conspirado
- él/ella habría conspirado
- nosotros habríamos conspirado
- vosotros habríais conspirado
- ellos/ellas habrían conspirado
Imperatief
- jij span samen
- jullie spant samen
Imperativo presente
- tú conspira
- vosotros conspirad