Vervoeging van schamperen

Onbepaalde wijs (infinitief): schamperen

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik schamper
    • jij schampert
    • hij/zij/het schampert
    • wij schamperen
    • jullie schamperen
    • zij schamperen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik schamperde
    • jij schamperde
    • hij/zij/het schamperde
    • wij schamperden
    • jullie schamperden
    • zij schamperden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geschamperd
    • jij hebt geschamperd
    • hij/zij/het heeft geschamperd
    • wij hebben geschamperd
    • jullie hebben geschamperd
    • zij hebben geschamperd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geschamperd
    • jij had geschamperd
    • hij/zij/het had geschamperd
    • wij hadden geschamperd
    • jullie hadden geschamperd
    • zij hadden geschamperd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal schamperen
    • jij zult schamperen
    • hij/zij/het zal schamperen
    • wij zullen schamperen
    • jullie zullen schamperen
    • zij zullen schamperen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geschamperd hebben
    • jij zult geschamperd hebben
    • hij/zij/het zal geschamperd hebben
    • wij zullen geschamperd hebben
    • jullie zullen geschamperd hebben
    • zij zullen geschamperd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou schamperen
    • jij zou schamperen
    • hij/zij/het zou schamperen
    • wij zouden schamperen
    • jullie zouden schamperen
    • zij zouden schamperen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geschamperd
    • jij zou hebben geschamperd
    • hij/zij/het zou hebben geschamperd
    • wij zouden hebben geschamperd
    • jullie zouden hebben geschamperd
    • zij zouden hebben geschamperd
  • Imperatief

    • jij schamper
    • jullie schampert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van schamperen