Vervoeging van schrammen
Onbepaalde wijs (infinitief): schrammen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schram
- jij schramt
- hij/zij/het schramt
- wij schrammen
- jullie schrammen
- zij schrammen
Indicativo presente
- yo araño
- tú arañas
- él/ella araña
- nosotros arañamos
- vosotros arañáis
- ellos/ellas arañan
Onvoltooid verleden tijd
- ik schramde
- jij schramde
- hij/zij/het schramde
- wij schramden
- jullie schramden
- zij schramden
Indefinido
- yo arañé
- tú arañaste
- él/ella arañó
- nosotros arañamos
- vosotros arañasteis
- ellos/ellas arañaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geschramd
- jij hebt geschramd
- hij/zij/het heeft geschramd
- wij hebben geschramd
- jullie hebben geschramd
- zij hebben geschramd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he arañado
- tú has arañado
- él/ella ha arañado
- nosotros hemos arañado
- vosotros habéis arañado
- ellos/ellas han arañado
Voltooid verleden tijd
- ik had geschramd
- jij had geschramd
- hij/zij/het had geschramd
- wij hadden geschramd
- jullie hadden geschramd
- zij hadden geschramd
Pluscuamperfecto
- yo había arañado
- tú habías arañado
- él/ella había arañado
- nosotros habíamos arañado
- vosotros habíais arañado
- ellos/ellas habían arañado
Toekomende tijd I
- ik zal schrammen
- jij zult schrammen
- hij/zij/het zal schrammen
- wij zullen schrammen
- jullie zullen schrammen
- zij zullen schrammen
Futuro I
- yo arañaré
- tú arañarás
- él/ella arañará
- nosotros arañaremos
- vosotros arañaréis
- ellos/ellas arañarán
Toekomende tijd II
- ik zal geschramd hebben
- jij zult geschramd hebben
- hij/zij/het zal geschramd hebben
- wij zullen geschramd hebben
- jullie zullen geschramd hebben
- zij zullen geschramd hebben
Futuro perfecto
- yo habré arañado
- tú habrás arañado
- él/ella habrá arañado
- nosotros habremos arañado
- vosotros habréis arañado
- ellos/ellas habrán arañado
Conditionalis I
- ik zou schrammen
- jij zou schrammen
- hij/zij/het zou schrammen
- wij zouden schrammen
- jullie zouden schrammen
- zij zouden schrammen
Condicional
- yo arañaría
- tú arañarías
- él/ella arañaría
- nosotros arañaríamos
- vosotros arañaríais
- ellos/ellas arañarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geschramd
- jij zou hebben geschramd
- hij/zij/het zou hebben geschramd
- wij zouden hebben geschramd
- jullie zouden hebben geschramd
- zij zouden hebben geschramd
Condicional perfecto
- yo habría arañado
- tú habrías arañado
- él/ella habría arañado
- nosotros habríamos arañado
- vosotros habríais arañado
- ellos/ellas habrían arañado
Imperatief
- jij schram
- jullie schramt
Imperativo presente
- tú araña
- vosotros arañad