Vervoeging van schuimen

Vertaling: espumar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schuim
  • jij schuimt
  • hij/zij/het schuimt
  • wij schuimen
  • jullie schuimen
  • zij schuimen

Indicativo presente

  • yo espumo
  • espumas
  • él/ella espuma
  • nosotros espumamos
  • vosotros espumáis
  • ellos/ellas espuman

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schuimde
  • jij schuimde
  • hij/zij/het schuimde
  • wij schuimden
  • jullie schuimden
  • zij schuimden

Indefinido

  • yo espumé
  • espumaste
  • él/ella espumó
  • nosotros espumamos
  • vosotros espumasteis
  • ellos/ellas espumaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geschuimd
  • jij hebt geschuimd
  • hij/zij/het heeft geschuimd
  • wij hebben geschuimd
  • jullie hebben geschuimd
  • zij hebben geschuimd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he espumado
  • has espumado
  • él/ella ha espumado
  • nosotros hemos espumado
  • vosotros habéis espumado
  • ellos/ellas han espumado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geschuimd
  • jij had geschuimd
  • hij/zij/het had geschuimd
  • wij hadden geschuimd
  • jullie hadden geschuimd
  • zij hadden geschuimd

Pluscuamperfecto

  • yo había espumado
  • habías espumado
  • él/ella había espumado
  • nosotros habíamos espumado
  • vosotros habíais espumado
  • ellos/ellas habían espumado

Toekomende tijd I

  • ik zal schuimen
  • jij zult schuimen
  • hij/zij/het zal schuimen
  • wij zullen schuimen
  • jullie zullen schuimen
  • zij zullen schuimen

Futuro I

  • yo espumaré
  • espumarás
  • él/ella espumará
  • nosotros espumaremos
  • vosotros espumaréis
  • ellos/ellas espumarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geschuimd hebben
  • jij zult geschuimd hebben
  • hij/zij/het zal geschuimd hebben
  • wij zullen geschuimd hebben
  • jullie zullen geschuimd hebben
  • zij zullen geschuimd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré espumado
  • habrás espumado
  • él/ella habrá espumado
  • nosotros habremos espumado
  • vosotros habréis espumado
  • ellos/ellas habrán espumado

Conditionalis I

  • ik zou schuimen
  • jij zou schuimen
  • hij/zij/het zou schuimen
  • wij zouden schuimen
  • jullie zouden schuimen
  • zij zouden schuimen

Condicional

  • yo espumaría
  • espumarías
  • él/ella espumaría
  • nosotros espumaríamos
  • vosotros espumaríais
  • ellos/ellas espumarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geschuimd
  • jij zou hebben geschuimd
  • hij/zij/het zou hebben geschuimd
  • wij zouden hebben geschuimd
  • jullie zouden hebben geschuimd
  • zij zouden hebben geschuimd

Condicional perfecto

  • yo habría espumado
  • habrías espumado
  • él/ella habría espumado
  • nosotros habríamos espumado
  • vosotros habríais espumado
  • ellos/ellas habrían espumado

Imperatief

  • jij schuim
  • jullie schuimt

Imperativo presente

  • espuma
  • vosotros espumad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van schuimen