Vervoeging van schuiven

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schuif
  • jij schuift
  • hij/zij/het schuift
  • wij schuiven
  • jullie schuiven
  • zij schuiven

Indicativo presente

  • yo patino
  • patinas
  • él/ella patina
  • nosotros patinamos
  • vosotros patináis
  • ellos/ellas patinan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik schoof
  • jij schoof
  • hij/zij/het schoof
  • wij schoven
  • jullie schoven
  • zij schoven

Indefinido

  • yo patiné
  • patinaste
  • él/ella patinó
  • nosotros patinamos
  • vosotros patinasteis
  • ellos/ellas patinaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geschoven
  • jij hebt geschoven
  • hij/zij/het heeft geschoven
  • wij hebben geschoven
  • jullie hebben geschoven
  • zij hebben geschoven

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he patinado
  • has patinado
  • él/ella ha patinado
  • nosotros hemos patinado
  • vosotros habéis patinado
  • ellos/ellas han patinado

Voltooid verleden tijd

  • ik had geschoven
  • jij had geschoven
  • hij/zij/het had geschoven
  • wij hadden geschoven
  • jullie hadden geschoven
  • zij hadden geschoven

Pluscuamperfecto

  • yo había patinado
  • habías patinado
  • él/ella había patinado
  • nosotros habíamos patinado
  • vosotros habíais patinado
  • ellos/ellas habían patinado

Toekomende tijd I

  • ik zal schuiven
  • jij zult schuiven
  • hij/zij/het zal schuiven
  • wij zullen schuiven
  • jullie zullen schuiven
  • zij zullen schuiven

Futuro I

  • yo patinaré
  • patinarás
  • él/ella patinará
  • nosotros patinaremos
  • vosotros patinaréis
  • ellos/ellas patinarán

Toekomende tijd II

  • ik zal geschoven hebben
  • jij zult geschoven hebben
  • hij/zij/het zal geschoven hebben
  • wij zullen geschoven hebben
  • jullie zullen geschoven hebben
  • zij zullen geschoven hebben

Futuro perfecto

  • yo habré patinado
  • habrás patinado
  • él/ella habrá patinado
  • nosotros habremos patinado
  • vosotros habréis patinado
  • ellos/ellas habrán patinado

Conditionalis I

  • ik zou schuiven
  • jij zou schuiven
  • hij/zij/het zou schuiven
  • wij zouden schuiven
  • jullie zouden schuiven
  • zij zouden schuiven

Condicional

  • yo patinaría
  • patinarías
  • él/ella patinaría
  • nosotros patinaríamos
  • vosotros patinaríais
  • ellos/ellas patinarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben geschoven
  • jij zou hebben geschoven
  • hij/zij/het zou hebben geschoven
  • wij zouden hebben geschoven
  • jullie zouden hebben geschoven
  • zij zouden hebben geschoven

Condicional perfecto

  • yo habría patinado
  • habrías patinado
  • él/ella habría patinado
  • nosotros habríamos patinado
  • vosotros habríais patinado
  • ellos/ellas habrían patinado

Imperatief

  • jij schuif
  • jullie schuift

Imperativo presente

  • patina
  • vosotros patinad

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van schuiven