Vervoeging van simmen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sim
- jij simt
- hij/zij/het simt
- wij simmen
- jullie simmen
- zij simmen
Onvoltooid verleden tijd
- ik simde
- jij simde
- hij/zij/het simde
- wij simden
- jullie simden
- zij simden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesimd
- jij hebt gesimd
- hij/zij/het heeft gesimd
- wij hebben gesimd
- jullie hebben gesimd
- zij hebben gesimd
Voltooid verleden tijd
- ik had gesimd
- jij had gesimd
- hij/zij/het had gesimd
- wij hadden gesimd
- jullie hadden gesimd
- zij hadden gesimd
Toekomende tijd I
- ik zal simmen
- jij zult simmen
- hij/zij/het zal simmen
- wij zullen simmen
- jullie zullen simmen
- zij zullen simmen
Toekomende tijd II
- ik zal gesimd hebben
- jij zult gesimd hebben
- hij/zij/het zal gesimd hebben
- wij zullen gesimd hebben
- jullie zullen gesimd hebben
- zij zullen gesimd hebben
Conditionalis I
- ik zou simmen
- jij zou simmen
- hij/zij/het zou simmen
- wij zouden simmen
- jullie zouden simmen
- zij zouden simmen
Conditionalis II
- ik zou hebben gesimd
- jij zou hebben gesimd
- hij/zij/het zou hebben gesimd
- wij zouden hebben gesimd
- jullie zouden hebben gesimd
- zij zouden hebben gesimd
Imperatief
- jij sim
- jullie simt