Vervoeging van simplificeren
Onbepaalde wijs (infinitief): simplificeren
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik simplificeer
- jij simplificeert
- hij/zij/het simplificeert
- wij simplificeren
- jullie simplificeren
- zij simplificeren
Onvoltooid verleden tijd
- ik simplificeerde
- jij simplificeerde
- hij/zij/het simplificeerde
- wij simplificeerden
- jullie simplificeerden
- zij simplificeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesimplificeerd
- jij hebt gesimplificeerd
- hij/zij/het heeft gesimplificeerd
- wij hebben gesimplificeerd
- jullie hebben gesimplificeerd
- zij hebben gesimplificeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gesimplificeerd
- jij had gesimplificeerd
- hij/zij/het had gesimplificeerd
- wij hadden gesimplificeerd
- jullie hadden gesimplificeerd
- zij hadden gesimplificeerd
Toekomende tijd I
- ik zal simplificeren
- jij zult simplificeren
- hij/zij/het zal simplificeren
- wij zullen simplificeren
- jullie zullen simplificeren
- zij zullen simplificeren
Toekomende tijd II
- ik zal gesimplificeerd hebben
- jij zult gesimplificeerd hebben
- hij/zij/het zal gesimplificeerd hebben
- wij zullen gesimplificeerd hebben
- jullie zullen gesimplificeerd hebben
- zij zullen gesimplificeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou simplificeren
- jij zou simplificeren
- hij/zij/het zou simplificeren
- wij zouden simplificeren
- jullie zouden simplificeren
- zij zouden simplificeren
Conditionalis II
- ik zou hebben gesimplificeerd
- jij zou hebben gesimplificeerd
- hij/zij/het zou hebben gesimplificeerd
- wij zouden hebben gesimplificeerd
- jullie zouden hebben gesimplificeerd
- zij zouden hebben gesimplificeerd
Imperatief
- jij simplificeer
- jullie simplificeert