Vervoeging van sjacheren

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik sjacher
    • jij sjachert
    • hij/zij/het sjachert
    • wij sjacheren
    • jullie sjacheren
    • zij sjacheren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik sjacherde
    • jij sjacherde
    • hij/zij/het sjacherde
    • wij sjacherden
    • jullie sjacherden
    • zij sjacherden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gesjacherd
    • jij hebt gesjacherd
    • hij/zij/het heeft gesjacherd
    • wij hebben gesjacherd
    • jullie hebben gesjacherd
    • zij hebben gesjacherd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gesjacherd
    • jij had gesjacherd
    • hij/zij/het had gesjacherd
    • wij hadden gesjacherd
    • jullie hadden gesjacherd
    • zij hadden gesjacherd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal sjacheren
    • jij zult sjacheren
    • hij/zij/het zal sjacheren
    • wij zullen sjacheren
    • jullie zullen sjacheren
    • zij zullen sjacheren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gesjacherd hebben
    • jij zult gesjacherd hebben
    • hij/zij/het zal gesjacherd hebben
    • wij zullen gesjacherd hebben
    • jullie zullen gesjacherd hebben
    • zij zullen gesjacherd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou sjacheren
    • jij zou sjacheren
    • hij/zij/het zou sjacheren
    • wij zouden sjacheren
    • jullie zouden sjacheren
    • zij zouden sjacheren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gesjacherd
    • jij zou hebben gesjacherd
    • hij/zij/het zou hebben gesjacherd
    • wij zouden hebben gesjacherd
    • jullie zouden hebben gesjacherd
    • zij zouden hebben gesjacherd
  • Imperatief

    • jij sjacher
    • jullie sjachert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van sjacheren