Vervoeging van spankeren
Onbepaalde wijs (infinitief): spankeren
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik spanker
- jij spankert
- hij/zij/het spankert
- wij spankeren
- jullie spankeren
- zij spankeren
Onvoltooid verleden tijd
- ik spankerde
- jij spankerde
- hij/zij/het spankerde
- wij spankerden
- jullie spankerden
- zij spankerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gespankerd
- jij hebt gespankerd
- hij/zij/het heeft gespankerd
- wij hebben gespankerd
- jullie hebben gespankerd
- zij hebben gespankerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gespankerd
- jij had gespankerd
- hij/zij/het had gespankerd
- wij hadden gespankerd
- jullie hadden gespankerd
- zij hadden gespankerd
Toekomende tijd I
- ik zal spankeren
- jij zult spankeren
- hij/zij/het zal spankeren
- wij zullen spankeren
- jullie zullen spankeren
- zij zullen spankeren
Toekomende tijd II
- ik zal gespankerd hebben
- jij zult gespankerd hebben
- hij/zij/het zal gespankerd hebben
- wij zullen gespankerd hebben
- jullie zullen gespankerd hebben
- zij zullen gespankerd hebben
Conditionalis I
- ik zou spankeren
- jij zou spankeren
- hij/zij/het zou spankeren
- wij zouden spankeren
- jullie zouden spankeren
- zij zouden spankeren
Conditionalis II
- ik zou hebben gespankerd
- jij zou hebben gespankerd
- hij/zij/het zou hebben gespankerd
- wij zouden hebben gespankerd
- jullie zouden hebben gespankerd
- zij zouden hebben gespankerd
Imperatief
- jij spanker
- jullie spankert