Vervoeging van spijzigen
Onbepaalde wijs (infinitief): spijzigen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik spijzig
- jij spijzigt
- hij/zij/het spijzigt
- wij spijzigen
- jullie spijzigen
- zij spijzigen
Onvoltooid verleden tijd
- ik spijzigde
- jij spijzigde
- hij/zij/het spijzigde
- wij spijzigden
- jullie spijzigden
- zij spijzigden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gespijzigd
- jij hebt gespijzigd
- hij/zij/het heeft gespijzigd
- wij hebben gespijzigd
- jullie hebben gespijzigd
- zij hebben gespijzigd
Voltooid verleden tijd
- ik had gespijzigd
- jij had gespijzigd
- hij/zij/het had gespijzigd
- wij hadden gespijzigd
- jullie hadden gespijzigd
- zij hadden gespijzigd
Toekomende tijd I
- ik zal spijzigen
- jij zult spijzigen
- hij/zij/het zal spijzigen
- wij zullen spijzigen
- jullie zullen spijzigen
- zij zullen spijzigen
Toekomende tijd II
- ik zal gespijzigd hebben
- jij zult gespijzigd hebben
- hij/zij/het zal gespijzigd hebben
- wij zullen gespijzigd hebben
- jullie zullen gespijzigd hebben
- zij zullen gespijzigd hebben
Conditionalis I
- ik zou spijzigen
- jij zou spijzigen
- hij/zij/het zou spijzigen
- wij zouden spijzigen
- jullie zouden spijzigen
- zij zouden spijzigen
Conditionalis II
- ik zou hebben gespijzigd
- jij zou hebben gespijzigd
- hij/zij/het zou hebben gespijzigd
- wij zouden hebben gespijzigd
- jullie zouden hebben gespijzigd
- zij zouden hebben gespijzigd
Imperatief
- jij spijzig
- jullie spijzigt