Vervoeging van supprimeren

Onbepaalde wijs (infinitief): supprimeren

Vertaling: abolir

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • wij supprimeren
  • jullie supprimeren

Indicativo presente

  • nosotros abolimos
  • vosotros abolís

Onvoltooid verleden tijd

  • ik supprimeerde
  • jij supprimeerde
  • hij/zij/het supprimeerde
  • wij supprimeerden
  • jullie supprimeerden
  • zij supprimeerden

Indefinido

  • yo abolí
  • aboliste
  • él/ella abolió
  • nosotros abolimos
  • vosotros abolisteis
  • ellos/ellas abolieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gesupprimeerd
  • jij hebt gesupprimeerd
  • hij/zij/het heeft gesupprimeerd
  • wij hebben gesupprimeerd
  • jullie hebben gesupprimeerd
  • zij hebben gesupprimeerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he abolido
  • has abolido
  • él/ella ha abolido
  • nosotros hemos abolido
  • vosotros habéis abolido
  • ellos/ellas han abolido

Voltooid verleden tijd

  • ik had gesupprimeerd
  • jij had gesupprimeerd
  • hij/zij/het had gesupprimeerd
  • wij hadden gesupprimeerd
  • jullie hadden gesupprimeerd
  • zij hadden gesupprimeerd

Pluscuamperfecto

  • yo había abolido
  • habías abolido
  • él/ella había abolido
  • nosotros habíamos abolido
  • vosotros habíais abolido
  • ellos/ellas habían abolido

Toekomende tijd I

  • ik zal supprimeren
  • jij zult supprimeren
  • hij/zij/het zal supprimeren
  • wij zullen supprimeren
  • jullie zullen supprimeren
  • zij zullen supprimeren

Futuro I

  • yo aboliré
  • abolirás
  • él/ella abolirá
  • nosotros aboliremos
  • vosotros aboliréis
  • ellos/ellas abolirán

Toekomende tijd II

  • ik zal gesupprimeerd hebben
  • jij zult gesupprimeerd hebben
  • hij/zij/het zal gesupprimeerd hebben
  • wij zullen gesupprimeerd hebben
  • jullie zullen gesupprimeerd hebben
  • zij zullen gesupprimeerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré abolido
  • habrás abolido
  • él/ella habrá abolido
  • nosotros habremos abolido
  • vosotros habréis abolido
  • ellos/ellas habrán abolido

Conditionalis I

  • ik zou supprimeren
  • jij zou supprimeren
  • hij/zij/het zou supprimeren
  • wij zouden supprimeren
  • jullie zouden supprimeren
  • zij zouden supprimeren

Condicional

  • yo aboliría
  • abolirías
  • él/ella aboliría
  • nosotros aboliríamos
  • vosotros aboliríais
  • ellos/ellas abolirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gesupprimeerd
  • jij zou hebben gesupprimeerd
  • hij/zij/het zou hebben gesupprimeerd
  • wij zouden hebben gesupprimeerd
  • jullie zouden hebben gesupprimeerd
  • zij zouden hebben gesupprimeerd

Condicional perfecto

  • yo habría abolido
  • habrías abolido
  • él/ella habría abolido
  • nosotros habríamos abolido
  • vosotros habríais abolido
  • ellos/ellas habrían abolido

Imperatief

  • jullie supprimeert

Imperativo presente

  • vosotros abolid