Vervoeging van tatoeëren
Onbepaalde wijs (infinitief): tatoeëren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik tatoeëer
- jij tatoeëert
- hij/zij/het tatoeëert
- wij tatoeëren
- jullie tatoeëren
- zij tatoeëren
Indicativo presente
- yo tatúo
- tú tatúas
- él/ella tatúa
- nosotros tatuamos
- vosotros tatuáis
- ellos/ellas tatúan
Onvoltooid verleden tijd
- ik tatoeëerde
- jij tatoeëerde
- hij/zij/het tatoeëerde
- wij tatoeëerden
- jullie tatoeëerden
- zij tatoeëerden
Indefinido
- yo tatué
- tú tatuaste
- él/ella tatuó
- nosotros tatuamos
- vosotros tatuasteis
- ellos/ellas tatuaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getatoeëerd
- jij hebt getatoeëerd
- hij/zij/het heeft getatoeëerd
- wij hebben getatoeëerd
- jullie hebben getatoeëerd
- zij hebben getatoeëerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he tatuado
- tú has tatuado
- él/ella ha tatuado
- nosotros hemos tatuado
- vosotros habéis tatuado
- ellos/ellas han tatuado
Voltooid verleden tijd
- ik had getatoeëerd
- jij had getatoeëerd
- hij/zij/het had getatoeëerd
- wij hadden getatoeëerd
- jullie hadden getatoeëerd
- zij hadden getatoeëerd
Pluscuamperfecto
- yo había tatuado
- tú habías tatuado
- él/ella había tatuado
- nosotros habíamos tatuado
- vosotros habíais tatuado
- ellos/ellas habían tatuado
Toekomende tijd I
- ik zal tatoeëren
- jij zult tatoeëren
- hij/zij/het zal tatoeëren
- wij zullen tatoeëren
- jullie zullen tatoeëren
- zij zullen tatoeëren
Futuro I
- yo tatuaré
- tú tatuarás
- él/ella tatuará
- nosotros tatuaremos
- vosotros tatuaréis
- ellos/ellas tatuarán
Toekomende tijd II
- ik zal getatoeëerd hebben
- jij zult getatoeëerd hebben
- hij/zij/het zal getatoeëerd hebben
- wij zullen getatoeëerd hebben
- jullie zullen getatoeëerd hebben
- zij zullen getatoeëerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré tatuado
- tú habrás tatuado
- él/ella habrá tatuado
- nosotros habremos tatuado
- vosotros habréis tatuado
- ellos/ellas habrán tatuado
Conditionalis I
- ik zou tatoeëren
- jij zou tatoeëren
- hij/zij/het zou tatoeëren
- wij zouden tatoeëren
- jullie zouden tatoeëren
- zij zouden tatoeëren
Condicional
- yo tatuaría
- tú tatuarías
- él/ella tatuaría
- nosotros tatuaríamos
- vosotros tatuaríais
- ellos/ellas tatuarían
Conditionalis II
- ik zou hebben getatoeëerd
- jij zou hebben getatoeëerd
- hij/zij/het zou hebben getatoeëerd
- wij zouden hebben getatoeëerd
- jullie zouden hebben getatoeëerd
- zij zouden hebben getatoeëerd
Condicional perfecto
- yo habría tatuado
- tú habrías tatuado
- él/ella habría tatuado
- nosotros habríamos tatuado
- vosotros habríais tatuado
- ellos/ellas habrían tatuado
Imperatief
- jij tatoeëer
- jullie tatoeëert
Imperativo presente
- tú tatúa
- vosotros tatuad