Vervoeging van tegenwerken
Onbepaalde wijs (infinitief): tegenwerken
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik werk tegen
- jij werkt tegen
- hij/zij/het werkt tegen
- wij werken tegen
- jullie werken tegen
- zij werken tegen
Onvoltooid verleden tijd
- ik werkte tegen
- jij werkte tegen
- hij/zij/het werkte tegen
- wij werkten tegen
- jullie werkten tegen
- zij werkten tegen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb tegengewerkt
- jij hebt tegengewerkt
- hij/zij/het heeft tegengewerkt
- wij hebben tegengewerkt
- jullie hebben tegengewerkt
- zij hebben tegengewerkt
Voltooid verleden tijd
- ik had tegengewerkt
- jij had tegengewerkt
- hij/zij/het had tegengewerkt
- wij hadden tegengewerkt
- jullie hadden tegengewerkt
- zij hadden tegengewerkt
Toekomende tijd I
- ik zal tegenwerken
- jij zult tegenwerken
- hij/zij/het zal tegenwerken
- wij zullen tegenwerken
- jullie zullen tegenwerken
- zij zullen tegenwerken
Toekomende tijd II
- ik zal tegengewerkt hebben
- jij zult tegengewerkt hebben
- hij/zij/het zal tegengewerkt hebben
- wij zullen tegengewerkt hebben
- jullie zullen tegengewerkt hebben
- zij zullen tegengewerkt hebben
Conditionalis I
- ik zou tegenwerken
- jij zou tegenwerken
- hij/zij/het zou tegenwerken
- wij zouden tegenwerken
- jullie zouden tegenwerken
- zij zouden tegenwerken
Conditionalis II
- ik zou hebben tegengewerkt
- jij zou hebben tegengewerkt
- hij/zij/het zou hebben tegengewerkt
- wij zouden hebben tegengewerkt
- jullie zouden hebben tegengewerkt
- zij zouden hebben tegengewerkt
Imperatief
- jij werk tegen
- jullie werkt tegen