Vervoeging van tekenen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik teken
- jij tekent
- hij/zij/het tekent
- wij tekenen
- jullie tekenen
- zij tekenen
Indicativo presente
- yo marco
- tú marcas
- él/ella marca
- nosotros marcamos
- vosotros marcáis
- ellos/ellas marcan
Onvoltooid verleden tijd
- ik tekende
- jij tekende
- hij/zij/het tekende
- wij tekenden
- jullie tekenden
- zij tekenden
Indefinido
- yo marqué
- tú marcaste
- él/ella marcó
- nosotros marcamos
- vosotros marcasteis
- ellos/ellas marcaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getekend
- jij hebt getekend
- hij/zij/het heeft getekend
- wij hebben getekend
- jullie hebben getekend
- zij hebben getekend
Pretérito perfecto compuesto
- yo he marcado
- tú has marcado
- él/ella ha marcado
- nosotros hemos marcado
- vosotros habéis marcado
- ellos/ellas han marcado
Voltooid verleden tijd
- ik had getekend
- jij had getekend
- hij/zij/het had getekend
- wij hadden getekend
- jullie hadden getekend
- zij hadden getekend
Pluscuamperfecto
- yo había marcado
- tú habías marcado
- él/ella había marcado
- nosotros habíamos marcado
- vosotros habíais marcado
- ellos/ellas habían marcado
Toekomende tijd I
- ik zal tekenen
- jij zult tekenen
- hij/zij/het zal tekenen
- wij zullen tekenen
- jullie zullen tekenen
- zij zullen tekenen
Futuro I
- yo marcaré
- tú marcarás
- él/ella marcará
- nosotros marcaremos
- vosotros marcaréis
- ellos/ellas marcarán
Toekomende tijd II
- ik zal getekend hebben
- jij zult getekend hebben
- hij/zij/het zal getekend hebben
- wij zullen getekend hebben
- jullie zullen getekend hebben
- zij zullen getekend hebben
Futuro perfecto
- yo habré marcado
- tú habrás marcado
- él/ella habrá marcado
- nosotros habremos marcado
- vosotros habréis marcado
- ellos/ellas habrán marcado
Conditionalis I
- ik zou tekenen
- jij zou tekenen
- hij/zij/het zou tekenen
- wij zouden tekenen
- jullie zouden tekenen
- zij zouden tekenen
Condicional
- yo marcaría
- tú marcarías
- él/ella marcaría
- nosotros marcaríamos
- vosotros marcaríais
- ellos/ellas marcarían
Conditionalis II
- ik zou hebben getekend
- jij zou hebben getekend
- hij/zij/het zou hebben getekend
- wij zouden hebben getekend
- jullie zouden hebben getekend
- zij zouden hebben getekend
Condicional perfecto
- yo habría marcado
- tú habrías marcado
- él/ella habría marcado
- nosotros habríamos marcado
- vosotros habríais marcado
- ellos/ellas habrían marcado
Imperatief
- jij teken
- jullie tekent
Imperativo presente
- tú marca
- vosotros marcad