Vervoeging van temperen
Onbepaalde wijs (infinitief): temperen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik temper
- jij tempert
- hij/zij/het tempert
- wij temperen
- jullie temperen
- zij temperen
Indicativo presente
- yo templo
- tú templas
- él/ella templa
- nosotros templamos
- vosotros templáis
- ellos/ellas templan
Onvoltooid verleden tijd
- ik temperde
- jij temperde
- hij/zij/het temperde
- wij temperden
- jullie temperden
- zij temperden
Indefinido
- yo templé
- tú templaste
- él/ella templó
- nosotros templamos
- vosotros templasteis
- ellos/ellas templaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getemperd
- jij hebt getemperd
- hij/zij/het heeft getemperd
- wij hebben getemperd
- jullie hebben getemperd
- zij hebben getemperd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he templado
- tú has templado
- él/ella ha templado
- nosotros hemos templado
- vosotros habéis templado
- ellos/ellas han templado
Voltooid verleden tijd
- ik had getemperd
- jij had getemperd
- hij/zij/het had getemperd
- wij hadden getemperd
- jullie hadden getemperd
- zij hadden getemperd
Pluscuamperfecto
- yo había templado
- tú habías templado
- él/ella había templado
- nosotros habíamos templado
- vosotros habíais templado
- ellos/ellas habían templado
Toekomende tijd I
- ik zal temperen
- jij zult temperen
- hij/zij/het zal temperen
- wij zullen temperen
- jullie zullen temperen
- zij zullen temperen
Futuro I
- yo templaré
- tú templarás
- él/ella templará
- nosotros templaremos
- vosotros templaréis
- ellos/ellas templarán
Toekomende tijd II
- ik zal getemperd hebben
- jij zult getemperd hebben
- hij/zij/het zal getemperd hebben
- wij zullen getemperd hebben
- jullie zullen getemperd hebben
- zij zullen getemperd hebben
Futuro perfecto
- yo habré templado
- tú habrás templado
- él/ella habrá templado
- nosotros habremos templado
- vosotros habréis templado
- ellos/ellas habrán templado
Conditionalis I
- ik zou temperen
- jij zou temperen
- hij/zij/het zou temperen
- wij zouden temperen
- jullie zouden temperen
- zij zouden temperen
Condicional
- yo templaría
- tú templarías
- él/ella templaría
- nosotros templaríamos
- vosotros templaríais
- ellos/ellas templarían
Conditionalis II
- ik zou hebben getemperd
- jij zou hebben getemperd
- hij/zij/het zou hebben getemperd
- wij zouden hebben getemperd
- jullie zouden hebben getemperd
- zij zouden hebben getemperd
Condicional perfecto
- yo habría templado
- tú habrías templado
- él/ella habría templado
- nosotros habríamos templado
- vosotros habríais templado
- ellos/ellas habrían templado
Imperatief
- jij temper
- jullie tempert
Imperativo presente
- tú templa
- vosotros templad