Vervoeging van terechtbrengen
Onbepaalde wijs (infinitief): terechtbrengen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik breng terecht
- jij brengt terecht
- hij/zij/het brengt terecht
- wij brengen terecht
- jullie brengen terecht
- zij brengen terecht
Indicativo presente
- yo arreglo
- tú arreglas
- él/ella arregla
- nosotros arreglamos
- vosotros arregláis
- ellos/ellas arreglan
Onvoltooid verleden tijd
- ik bracht terecht
- jij bracht terecht
- hij/zij/het bracht terecht
- wij brachten terecht
- jullie brachten terecht
- zij brachten terecht
Indefinido
- yo arreglé
- tú arreglaste
- él/ella arregló
- nosotros arreglamos
- vosotros arreglasteis
- ellos/ellas arreglaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb terechtgebracht
- jij hebt terechtgebracht
- hij/zij/het heeft terechtgebracht
- wij hebben terechtgebracht
- jullie hebben terechtgebracht
- zij hebben terechtgebracht
Pretérito perfecto compuesto
- yo he arreglado
- tú has arreglado
- él/ella ha arreglado
- nosotros hemos arreglado
- vosotros habéis arreglado
- ellos/ellas han arreglado
Voltooid verleden tijd
- ik had terechtgebracht
- jij had terechtgebracht
- hij/zij/het had terechtgebracht
- wij hadden terechtgebracht
- jullie hadden terechtgebracht
- zij hadden terechtgebracht
Pluscuamperfecto
- yo había arreglado
- tú habías arreglado
- él/ella había arreglado
- nosotros habíamos arreglado
- vosotros habíais arreglado
- ellos/ellas habían arreglado
Toekomende tijd I
- ik zal terechtbrengen
- jij zult terechtbrengen
- hij/zij/het zal terechtbrengen
- wij zullen terechtbrengen
- jullie zullen terechtbrengen
- zij zullen terechtbrengen
Futuro I
- yo arreglaré
- tú arreglarás
- él/ella arreglará
- nosotros arreglaremos
- vosotros arreglaréis
- ellos/ellas arreglarán
Toekomende tijd II
- ik zal terechtgebracht hebben
- jij zult terechtgebracht hebben
- hij/zij/het zal terechtgebracht hebben
- wij zullen terechtgebracht hebben
- jullie zullen terechtgebracht hebben
- zij zullen terechtgebracht hebben
Futuro perfecto
- yo habré arreglado
- tú habrás arreglado
- él/ella habrá arreglado
- nosotros habremos arreglado
- vosotros habréis arreglado
- ellos/ellas habrán arreglado
Conditionalis I
- ik zou terechtbrengen
- jij zou terechtbrengen
- hij/zij/het zou terechtbrengen
- wij zouden terechtbrengen
- jullie zouden terechtbrengen
- zij zouden terechtbrengen
Condicional
- yo arreglaría
- tú arreglarías
- él/ella arreglaría
- nosotros arreglaríamos
- vosotros arreglaríais
- ellos/ellas arreglarían
Conditionalis II
- ik zou hebben terechtgebracht
- jij zou hebben terechtgebracht
- hij/zij/het zou hebben terechtgebracht
- wij zouden hebben terechtgebracht
- jullie zouden hebben terechtgebracht
- zij zouden hebben terechtgebracht
Condicional perfecto
- yo habría arreglado
- tú habrías arreglado
- él/ella habría arreglado
- nosotros habríamos arreglado
- vosotros habríais arreglado
- ellos/ellas habrían arreglado
Imperatief
- jij breng terecht
- jullie brengt terecht
Imperativo presente
- tú arregla
- vosotros arreglad