Vervoeging van toespitsen
Onbepaalde wijs (infinitief): toespitsen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik spits toe
- jij spitst toe
- hij/zij/het spitst toe
- wij spitsen toe
- jullie spitsen toe
- zij spitsen toe
Onvoltooid verleden tijd
- ik spitste toe
- jij spitste toe
- hij/zij/het spitste toe
- wij spitsten toe
- jullie spitsten toe
- zij spitsten toe
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb toegespitst
- jij hebt toegespitst
- hij/zij/het heeft toegespitst
- wij hebben toegespitst
- jullie hebben toegespitst
- zij hebben toegespitst
Voltooid verleden tijd
- ik had toegespitst
- jij had toegespitst
- hij/zij/het had toegespitst
- wij hadden toegespitst
- jullie hadden toegespitst
- zij hadden toegespitst
Toekomende tijd I
- ik zal toespitsen
- jij zult toespitsen
- hij/zij/het zal toespitsen
- wij zullen toespitsen
- jullie zullen toespitsen
- zij zullen toespitsen
Toekomende tijd II
- ik zal toegespitst hebben
- jij zult toegespitst hebben
- hij/zij/het zal toegespitst hebben
- wij zullen toegespitst hebben
- jullie zullen toegespitst hebben
- zij zullen toegespitst hebben
Conditionalis I
- ik zou toespitsen
- jij zou toespitsen
- hij/zij/het zou toespitsen
- wij zouden toespitsen
- jullie zouden toespitsen
- zij zouden toespitsen
Conditionalis II
- ik zou hebben toegespitst
- jij zou hebben toegespitst
- hij/zij/het zou hebben toegespitst
- wij zouden hebben toegespitst
- jullie zouden hebben toegespitst
- zij zouden hebben toegespitst
Imperatief
- jij spits toe
- jullie spitst toe