Vervoeging van toetreden
Onbepaalde wijs (infinitief): toetreden
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik treed toe
- jij treedt toe
- hij/zij/het treedt toe
- wij treden toe
- jullie treden toe
- zij treden toe
Indicativo presente
- yo abordo
- tú abordas
- él/ella aborda
- nosotros abordamos
- vosotros abordáis
- ellos/ellas abordan
Onvoltooid verleden tijd
- ik trad toe
- jij trad toe
- hij/zij/het trad toe
- wij traden toe
- jullie traden toe
- zij traden toe
Indefinido
- yo abordé
- tú abordaste
- él/ella abordó
- nosotros abordamos
- vosotros abordasteis
- ellos/ellas abordaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben toegetreden
- jij bent toegetreden
- hij/zij/het is toegetreden
- wij zijn toegetreden
- jullie zijn toegetreden
- zij zijn toegetreden
Pretérito perfecto compuesto
- yo he abordado
- tú has abordado
- él/ella ha abordado
- nosotros hemos abordado
- vosotros habéis abordado
- ellos/ellas han abordado
Voltooid verleden tijd
- ik was toegetreden
- jij was toegetreden
- hij/zij/het was toegetreden
- wij waren toegetreden
- jullie waren toegetreden
- zij waren toegetreden
Pluscuamperfecto
- yo había abordado
- tú habías abordado
- él/ella había abordado
- nosotros habíamos abordado
- vosotros habíais abordado
- ellos/ellas habían abordado
Toekomende tijd I
- ik zal toetreden
- jij zult toetreden
- hij/zij/het zal toetreden
- wij zullen toetreden
- jullie zullen toetreden
- zij zullen toetreden
Futuro I
- yo abordaré
- tú abordarás
- él/ella abordará
- nosotros abordaremos
- vosotros abordaréis
- ellos/ellas abordarán
Toekomende tijd II
- ik zal toegetreden zijn
- jij zult toegetreden zijn
- hij/zij/het zal toegetreden zijn
- wij zullen toegetreden zijn
- jullie zullen toegetreden zijn
- zij zullen toegetreden zijn
Futuro perfecto
- yo habré abordado
- tú habrás abordado
- él/ella habrá abordado
- nosotros habremos abordado
- vosotros habréis abordado
- ellos/ellas habrán abordado
Conditionalis I
- ik zou toetreden
- jij zou toetreden
- hij/zij/het zou toetreden
- wij zouden toetreden
- jullie zouden toetreden
- zij zouden toetreden
Condicional
- yo abordaría
- tú abordarías
- él/ella abordaría
- nosotros abordaríamos
- vosotros abordaríais
- ellos/ellas abordarían
Conditionalis II
- ik zou zijn toegetreden
- jij zou zijn toegetreden
- hij/zij/het zou zijn toegetreden
- wij zouden zijn toegetreden
- jullie zouden zijn toegetreden
- zij zouden zijn toegetreden
Condicional perfecto
- yo habría abordado
- tú habrías abordado
- él/ella habría abordado
- nosotros habríamos abordado
- vosotros habríais abordado
- ellos/ellas habrían abordado
Imperatief
- jij treed toe
- jullie treedt toe
Imperativo presente
- tú aborda
- vosotros abordad